Terugblik 2017

Zaterdag 1 juli 2017 – BBQ

  • Na 10 jaar op dezelfde plaats in Rollegem vonden we dat het eens tijd werd voor wat changement de décor. In ’t Senter in Kuurne, ons ook vertrouwd, gezien de vele activiteiten die we daar reeds mochten meemaken, vonden we een ideale locatie voor onze BBQ edietie 2017.

    Dit keer waren er 68 man ingeschreven, waarvan 52 leden, wat toch wel mooi kan genoemd worden, want nog nooit waren zovele leden aanwezig.

    We mochten ook een paar echt nieuwe gezichten verwelkomen, naast diegenen die bijna elk jaar naar onze bbq komen afgezakt.  Ook Fadil, onze coverboy van een paar jaar geleden, was weer van de partij.

    Het thema “alle kleuren van de regenboog” dekt menige lading.  Daarom was er toch een aantal dat een beetje de fetish toer was opgegaan.  We konden een politieman spotten, een paar leatherfiguren, de werkmens van the Village People, een pink lady, nietwaar Gert 😉   Anderen bleven dan gewoon zichzelf of hadden een regenboogaccessoire aan.

    Waar het die morgen nog “stif” regende, begon, naarmate de avond naderde, het zonnetje door te breken.  We hadden weer geluk, dat we ons aperitief buiten onder een stralend blauwe hemel konden houden. Kan het nog beter, lachende gezichten in het zonnetje, verspreid over het grasveld met een drankje in de hand.

    We hadden onze BBQ weer goed ingezet.

    De cava en andere dranken vloeiden rijkelijk.  Aperitiefhapjes waren ook van de partij, zoals daar waren: een pasta met pesto, kerstomaatjes en Parmezaanse kaas, een toastje met kruidenkaas en gerookte zalm.  En dit keer hadden we ook warme hapjes.  Voordeel van ’t Senter is namelijk, dat we er ook een goed uitgebouwde keuken ter beschikking hebben, wat in Rollegem niet het geval is.

    We werden een beetje bezorgd, want het werd later en later en onze barbecueploeg was nog nergens te bespeuren.  Gelukkig kwamen ze na een telefoontje van onze kant, toch nog, met een heel klein beetje vertraging opzetten.

    Dit keer geen mannelijke vleesbereiders, maar wel twee sympathieke meiden.

    Het buffet was weer goed voorzien en tafel per tafel begon men aan te schuiven.

    Onze jaarlijkse DJ Stefan moest dit jaar verstek geven, de jongen moest immers die avond naar een ander feest.  Maar we hadden onze voorzorgen genomen met een stick en cd’s.  En dat ging ook vlot.  Sommige feestbeesten konden het niet nalaten om ook andere nummertjes van het internet te streamen.  De nieuwe tijd, net wat u zegt.  Maar het fuifgedeelte werd daardoor een schot in de roos.

    Buiten kon men dan weer in alle kalmte een beetje bekomen van de verhitte danspartijen binnen.  Het bleef daar een hele avond aangenaam vertoeven op de beschikbare banken, sommigen met een sigaretje, sommigen om wat te keuvelen.

    René, die wat later was gekomen, verraste ons allemaal met zijn interpretaties van Elvis Presley.  De man had daarvoor speciaal zijn baard afgeschoren en was daardoor voor sommigen onherkenbaar.

    Toch vond ik dat hij eigenlijk van in de verte meer op Liberace leek dan op Elvis.

    René die ook aan amateurtoneel doet, kweet zich met volle overtuiging van zijn taak en deed The King even herleven.  Het mooiste nummer vond ik toch wel “Muss I denn …”. In de oorspronkelijke versie van Elvis was er ook een blonde pop en René had dat goed gezien, want zijn interactie met zijn eigen pop was subliem en tegelijkertijd vertederend.

    Als je die hele bende zo bezig ziet met elkaar, in het samen eten, drinken, het met elkaar omgaan, babbelen, in het dansen, dan zie je en voel je toch wel een sterke verbondenheid en een gemeenschapsgevoel dat je zelden in ons milieu tegenkomt.  En dat maakt het ook waard om verder te bouwen aan een vereniging zoals Liever Gelijk.

    Aan alle liedjes komt een eind en dus ook aan onze bbq 2017 en tegen half 3 na middernacht, begonnen we de versiering op te ruimen en de zaal weer aan de kant te zetten.  Intussen waren al heel wat genodigden, hopelijk tevreden, naar huis.

    Rest ons nog om de helpende handen van harte te bedanken, zoals daar waren het toogpersoneel Linda en Marc, Virginie en Dieter met hun dochtertje Amber.  De voorbereiders van de hapjes, Stefaan C. met Philip en Patrik uit Oostakker, Jan H. die zich om de muziek bekommerde, Christophe en Gino die mee hielpen de deuren te sluiten.

    En moest ik er eentje vergeten zijn, is het zeker niet met opzet 😉

    Tot een volgende!

Zaterdag 17 juni 2017 – Bezoek aan Cassel

  • We hadden nooit verwacht dat ons uitstapje naar Cassel zoveel man op de been zou brengen.

    40 Liever Gelijkers tekenden present die zaterdag in het Noord-Franse Cassel.  Het was een warme en zonnige dag, met temperaturen die we in juni zelden mochten meemaken. Bij aankomst deelde François ons in 2 groepen in.  De eerste ging met onze gids Ludovik Cassel zelf verkennen en de tweede zou al aan het museumbezoek in het Musée de Flandre beginnen.

    Ludovik, een rondbuikige gids uit Oost-Vleteren, vertelde met vuur en passie over het verleden van Frans-Vlaanderen en Cassel.

    Frans-Vlaanderen is het deel van het historische graafschap Vlaanderen dat door de vrede van Nijmegen in 1678 definitief bij Frankrijk werd ingelijfd. Van oudsher werd hier Nederlands gesproken en noemt men de streek de ‘Franse Westhoek’ om de banden met de ‘Vlaamse Westhoek’ te beklemtonen. Cassel ligt op het hoogste punt van die Westhoek (176m) en is één van de schilderachtigste stadjes van Frans-Vlaanderen. Het is de eerste getuigenheuvel van een lange reeks ‘West-Vlaamse bergen’.

    Toen Julius Caesar onze gebieden veroverden, werd Cassel de hoofdplaats van de Castellum omwille van zijn strategische ligging.

    Cassel werd in WOII ook gebombardeerd, daarom zijn de huizen t.o.v. het Musée de Flandre (het vroegere Landhuis) van recentere datum.

    Onze gids nam ons via een wandelpad van betonnen treden mee naar het hoogste punt van het stadje, locatie van de vroegere burcht, nu stadspark. Daar zagen we het ruiterstandbeeld van generaal Foch die hier tijdens de eerste wereldoorlog zijn hoofdkwartier had.

    We hadden een mooi uitzicht over de vlakke omgeving.  Ludovik vertelde ons dat vanuit Cassel in de Romeinse tijd zeven heirbanen vertrokken, onder meer naar Atrecht, Doornik en Bonen (Boulogne-sur-Mer). In de middeleeuwen was het de hoofdplaats van een kasselrijk van het graafschap Vlaanderen.

    De vlag van West-Vlaanderen zou eigenlijk (volgens Ludovik) op Cassel zijn gebaseerd (het rode wapenschild zou Cassel uitbeelden en de stralen de verschillende heirbanen).

    Op een gedenkmonument in het park zou een vlaamsgezinde beeldhouwer het “vraagteken” achter het woord vainqueur geplaatst hebben, omdat het voor de Vlamingen eigenlijk twijfelachtig was, of Filip van Valois nu wel overwinnaar als eerder veroveraar was, die dat stuk van het graafschap Vlaanderen bij Frankrijk inlijfde.

    Nadien daalden we terug af naar het stadje zelf en verwonderden ons over de mooie, smalle straatjes die Cassel nog rijk is.  Voorbij een stadspoort zagen we Vlaamse namen op de huisgevels, zoals daar waren: “In de henne” of “Oude Schoenmakerie” of “d’oude Peerdestal” … We liepen vervolgens langs de vroegere stadsmuur waarachter nu tuinen van de mooiste huizen in Cassel liggen.  Eentje had zelf een betonnen loopbruggetje over het pad heen om in een ander deel van de stadstuin te geraken.  Vervolgens nam Ludovik ons mee naar een chique hotel, Châtellier de Schoebeque, een vroeger herenhuis, waar tijdens WOI generaal Foch resideerde en waar hij verschillende beroemde gasten ontving, zoals de toenmalige koning van Engeland, Georges V, onze koning Albert I, maarschalk Haig van Engeland …

    De beeldenstormers hadden ook lelijk huisgehouden in Cassel, maar toen de protestanten verdreven waren, werd er tijdens de contrareformatie o.a. de Jezuïetenkerk gebouwd die op haar beurt tijdens de Franse revolutie een andere bestemming kreeg.  Ze stond nu in de restauratiesteigers.

    Hier eindigde onze tocht met Ludovik, we namen van hem afscheid en hij nam de gelegenheid te baat om nog reclame te maken voor Radio Uylenspiegel.  Deze werd in 1978 opgericht. Ze begon als illegale zender die ijverde om de Vlaamse cultuur in Noord-Frankrijk te behouden. Begin de jaren 80 kreeg Radio Uylenspiegel een zendvergunning bij de liberalisering van de FM-frequenties. Ze zenden uit op de frequentie 91.8 FM en kunnen tot over de grens worden ontvangen.

    Onderweg naar de Grand Place kwamen we opeens de groep van François tegen.  Blijkbaar was er een misverstand geweest aangaande het vertrekuur van de gids in het museum.

    We hebben dat elegant kunnen oplossen door alles met een uurtje op te schuiven en de gids was met deze oplossing meer dan tevreden.

    Ons groepje zou dan een uur later aan het museumbezoek beginnen, maar dat kwam heel goed uit, want we hadden enorme dorst gekregen.

    In “Het Kerelshof” namen we plaats op het zonovergoten terrasje onder de welgekomen schaduwen van de parasols. In dat uurtje proefden we van menig streekbiertje.

    Laat de anderen maar museumstof slikken 😉

    Het Musée de Flandre ging open in oktober 2010 en is gevestigd in een sierlijk Vlaams renaissancepand op de Grand Place. Ook dat is een unicum, want het is het eerste museum in Frankrijk dat exclusief gewijd is aan de Vlaamse culturele eigenheid van Frans-Vlaanderen.

    Niet alleen de oude Vlaamse kunst komt er aan bod, maar ook de hedendaagse.  Er liep juist een tentoonstelling met werken van o.a. Jan Fabre, Wim Delvoye en van nog een paar andere mindere Belgische kunstgoden.   De werken waren telkens in combinatie met oude kunst opgesteld.

    Onze gids Paul leidde ons met veel passie en gedrevenheid doorheen het museum.  We bewonderden er beelden van Jan Fabre: de twee vergulde lammeren in hun glazen kooi met beendermeel, een verwijzing naar het preparen van de vroegere middeleeuwse schilderdoeken met beenderlijm.

    Verder van Jan Fabre, de parende herten, een uil, zijn keverkleed, de getatoeëerde varkenshuiden van Wim Delvoye.

    De indrukwekkende foto’s van Marie-Jo Lafontaine van mensen met dierenmaskers, het kaartenkasteel van Patrick Van Caeckenberg, de opgevulde paardenhuiden van Berlinde De Bruyckere… te veel om op te noemen.

    Onze gids Paul sloot af aan het schilderij van de nar die door zijn vingers kijkt. Hij heeft zijn bril laten zakken en kijkt ons meewarig lachend aan doorheen zijn vingers.

    Volgens Paul bestaat er enkel in het Nederlands de uitdrukking: “Iets door de vingers zien ….”

    Hier sloten we ons bezoek aan het museum af en deden we nog een laatste terrasje op de Grand Place van Cassel, voordat we naar ons Estaminet in Zuidpeene gingen.

    De groepjes Liever Gelijkers hadden zich over de ganse Grand Place verspreid, de ene in het zonnetje, de andere in de schaduw.

    Toen werd het tijd om ons naar het restaurantje van die avond, Au Koning van Peene, in Zuidpeene, te vertrekken, even buiten Cassel.

    We zaten boven in een zaaltje apart en voor de democratische prijs van 27 euro, hadden we aperitief met hapjes, fruitsap, cola en mineraalwater, een lekker stoofpotje of een kabeljauwfiletje, en dat allemaal met frietjes in overvloed.  Een ijsje en koffie sloten ons menuutje af.

    Tussendoor en ook nadien verzamelden we zo een beetje op het terras van het restaurant.  Daar sloten we onze geslaagde uitstap naar Cassel ook af.

    Rest ons enkel nog maar om François van harte te bedanken voor zijn initiatief en voor zijn organisatie om ons in zijn streek mee te nemen.  Aan het grote aantal geïnteresseerden zag je ook dat het een heel aantrekkelijke activiteit bleek die, en iedereen zal het beamen, meer dan geslaagd was.

    Ik ben er zeker van, dat er een heel aantal van ons nog eens terug naar Cassel zal trekken om van dit unieke, aangename stadje en van het mooie landschap te genieten.

Weekend Beauvoorde – 19-20-21 mei 2017

  • Ons laatste weekend samen dateert reeds van 2013.  Toen maakten we Zeeuws-Vlaanderen onveilig met onze strooptocht. Waren we toen maar met 12, dit keer trokken we met een mooie groep met 19 deelnemers naar het pittoreske dorpje Vinkem vlak naast het kasteel van Beauvoorde.

    Spijtig genoeg moesten we daardoor de Belgian Pride missen op zaterdag 20 mei.  Maar uit goede bron vernam ik dat Liever Gelijk daar toch nog door een aantal personen was vertegenwoordigd.

    We hadden ook geluk met ons logement, het Kapelhof.  Rustig gelegen naast de dorpskom, afgezien van het gratis kikkerconcert elke avond, bood het alle comfort, rust en gezelligheid.

    Vrijdagnamiddag kwamen de organisatoren reeds toe, met hun wagens volgeladen met etenswaren, drank en nog eens drank.

    Sommige vroege vogels begonnen reeds buiten op ons terras aan een gezelschapsspelletje.  Langzaamaan werd ons groepje voltallig, totdat het tijd was om te gaan aperitieven.  Hans had voor smakelijke broccolisoep gezorgd en had zeer lekkere spaghettisaus, naar eigen recept, meegebracht.  En met tiramisu als toetje, was alles perfect afgerond.

    Naar voorbeeld van vroegere weekends, maakten we een avondwandeling om de omgeving eens te verkennen.  Toen de cafébazin van het enige cafeetje dat het dorp rijk was, ons zag afkomen, deed zij toch maar snel de rolluiken naar beneden.  Waarschijnlijk was dat toeval.

    In de avondschemering maakten we nog een rondje rond het kasteel dat we de volgende dag zouden gaan bezoeken. Terug thuis in ons logement, begonnen we aan onze gezelschapsspelletjes vergezeld van een glaasje.  Sommigen konden maar niet stoppen en ’s anderendaags bleek dat zij tot half 3 ’s nachts hadden doorgespeeld.

    Aan ons schema mocht niet getornd worden.  Om 8 uur ontbijt en om 10 u dienden we reeds present te zijn in ’t Hof van de Hemel in Veurne, voor nog eens een koffietje en een koffiekoek.  De vriendelijke bazin gaf ons een korte uitleg over haar gezellige kroeg.

    Om 10u30 werden we aan Toerisme Veurne, het vroegere “Landshuis” opgewacht door Stefan, onze gids doorheen Veurne. Het Landshuis, nu toeristische dienst, was vroeger de bestuurlijke zetel van Veurne-Ambacht (Kasselrij). Na de Franse Revolutie en de afschaffing van het kasselrijbestuur werd het Landshuis omgevormd tot gerechtshof.

    Met hem trokken we doorheen dit gezellige stadje. Het wapenschild van Veurne is een leeuw met een klavertje op zijn schouder.  Volgens Stefan verwijst dit naar de vele weiden (met klavertjes) in de omtrek.  Veurne lag tijdens WOI achter het front, daardoor werd het stadje bijna geheel gevrijwaard van vernielingen en bombardementen.  Zo werd het ook korte tijd de hoofdstad van België omdat Albert I er verbleef.  Stefan leidde ons via een doorgang tussen het Stadhuis en het Landshuis naar het nieuw aangelegde park met zijn “Mote”, een verhoging waar vroeger een kleine burcht had gestaan. Ereburger van Veurne, de schilder Paul Delvaux, stond in dat parkje in steen vereeuwigd.

    Van daaruit ging het naar de Zwarte Nonnenstraat waar hij ons het oudste huisje (1570) van Veurne toonde. Voorheen de oude herberg “Drie Koningen”, werd dit de woonst van kunstenaar José Van Gucht en zijn atelier. Als “Muzekot” werd het gedurende enkele jaren de place-to-be voor progressieve Veurnese jongeren.  Later werd dit een kunstgalerij. Nu was het blijkbaar weer een gewone woning, want de goot ernaast werd grondig geveegd door de nieuwe bewoner, zoals later bleek.

    Stefan liet ons typische woningen uit de Oostenrijkse periode zien, te herkennen aan hun fronton. Hij leidde ons doorheen de Sint-Walburga kerk, met haar allures van een (onafgewerkte) kathedraal.  Op de Grote Markt vroeg hij van 4 huisjes op een rij, welk nu het meest authentieke was.  Het bleek het uiterst linkse (Brasserie Flandria) te zijn, waar Will Tura, ook afkomstig uit Veurne, regelmatig een pint zou drinken. Bij ons bezoek aan het kasteel van Beauvoorde, later die dag, wisten we nog de typische kenmerken van de regionale Vlaamse Renaissance: trapgevel, gele bakstenen, ankerijzers en “altaren” boven de vensters.

    Dan nam hij ons mee naar het Stadhuis, vroegere Conciergerie van het Landshuis, waar hooggeplaatste personen indertijd aan tafel mochten plaatsnemen. De Albertzaal in het Stadhuis was het hoofdkwartier van Koning Albert I tijdens de Eerste Wereldoorlog. We bezochten enkel de benedenverdieping met zijn historische zalen met hun Mechels en Corduaans lederen wandbekleding.  Jozef II was er vereeuwigd in een schilderij.  Onze René had dat reeds gezien en de gids bevestigde dit.

    Ik denk dat het “Blauwe Salon” in rococo ons wel het meeste aansprak. Naar ik meen, toch een stijl die bij ons past.

    Daarna was het tijd om ons middagmaal te nuttigen en in Brasserie Excelsior werden we verwelkomd met zalm en kalkoenborst, eenvoudig, maar toch zeer lekker klaargemaakt. Frietjes in overvloed. Ik hoorde toch niemand klagen 😉

    Dan stante pede terug naar ons verblijf waar we verwacht werden op het kasteel van Beauvoorde.

    Onze gidse, Lut, verwelkomde ons en vroeg al dadelijk wat voor vereniging wij waren.  Bij het antwoord van Frank, dat wij een holebigroep waren, bleef zij heel neutraal en liet niets merken wat zij hierover dacht.

    Zij ging dadelijk tot de kern van de zaak over en vertelde met veel kennis over de eigenaars van het kasteel en vooral over de laatste, nl. Arthur Merghelynck, die het kasteel eind 19e eeuw kocht.  Hij verbouwde het kasteel en gaf het interieur een 17e eeuwse look.

    Arthur was een verwoed antiekverzamelaar en het kasteel werd dan ook zijn uitstalraam.  Zijn huwelijk met een gewoon burgermeisje bleef kinderloos.  Het feit dat zij in aparte kamers sliepen, zal daar “misschien” wel iets mee te maken hebben.

    Hij werd amper 55 en schonk de meeste van zijn bezittingen aan de Belgische staat.

    Alhoewel een kasteel, kwam de manier van leven (mij alleszins) toch een beetje oncomfortabel over.  De donkere (vaak toch niet erg grote) kamers, het eenvoudige toilet (een plank met een gat erin) op de koer en de primitieve “badkamer” ernaast, kunnen de vergelijking toch niet doorstaan met de Art-Nouveau stijl die eind 19e eeuw in de steden opgang maakte en het luchtige, de ruimte en het licht benadrukte.

    Daarna ging het richting Lo-Reninge, waar we een afspraak hadden met Jules Destrooper om bij hem op de koffie te komen.  Daar werden we ook heel warm onthaald. Onze gids, Jozef, leidde ons doorheen het bezoekerscentrum en wist veel te vertellen over “de tijd van toen”.

    Hoe het allemaal begon in een eenvoudig kruidenierswinkeltje en hoe Destrooper uitgroeide van wafeltjes bakken op een Leuvense Stoof naar het internationale bedrijf van tegenwoordig.

    We mochten achteraf het ganse assortiment koekjes proeven en bijna werd de fabriekswinkel door enthousiaste Liever Gelijkers helemaal leeggekocht.

    Nadien terug richting Kapelhof waar we met een lekkere kaas- en wijnavond de dag mochten afsluiten.  Natuurlijk werden na het avondmaal de gezelschapsspelletjes (en de drank) weer bovengehaald.

    De volgende dag, het ontbijt ietsje later, nl. om 8u30.  Het werd weer een stralende dag waarop we om 11u aan de Ijzertoren werden verwacht. Ja, inderdaad, wat konden we daar verwachten?  Niet dat we zo notoire flaminganten zijn, maar die toren heeft ons allemaal wel een beetje geïntrigeerd.

    De IJzertoren (84 m hoog) is in de eerste plaats een herdenkingsmonument voor de Vlaamse gesneuvelden van de Eerste Wereldoorlog, maar hij staat tegelijk ook symbool voor de aan de IJzer ontstane wil tot meer politieke verzelfstandiging van Vlaanderen.

    Onze gids Walter bleek een man met het hart op de juiste plaats en met een bulderende stem om zijn ‘soldaten’ regelmatig eens tot orde te roepen.

    Bij de restanten van de oude Ijzertoren gaf hij zijn uitleg over de drie “V’s”, nl. Vrede, Vrijheid en Verdraagzaamheid.  Vooral dat laatste is in onze tijd zeer actueel en hij verwees naar het fenomeen van pesterijen op school, waar ook één van zijn kleinkinderen het slachtoffer van was.  Als zijn eigen slachtoffer werd onze Toon uitgekozen, die dan ook regelmatig eens aan de tand gevoeld werd.

    Binnen, na een filmpje over het leven in de loopgraven, waar we allen inderdaad erg stil van werden, moest Toon het woord ‘klaproos’ in verschillende talen vertalen.  Hij deed dat héél adequaat. Walter vertelde, dat hij vlaamsgezind werd na zijn legerdienst in Brussel, waar hij bij een tweetalige legerafdeling was gekazerneerd.  Nadien bracht hij ons met de lift naar de top van de toren waar we een prachtig uitzicht hadden over de streek.  Walter vertelde ons over WOI, de Ijzervlakte die onder water werd gezet en hoe dit allemaal in zijn werk was gegaan.  Nadien ging het in soldatenpas 22 verdiepingen naar beneden, waar we op elke verdieping geconfronteerd werden met een aspect van WOI, zoals de vluchtelingen, de gasaanvallen, het dagelijkse leven (en sterven) van de soldaten, de Vlaamse ontvoogdingsstrijd…

    Eigenlijk zouden we nog een tweede keer moeten terugkeren om op ons gemak die verdiepingen nog eens te doen, met het commentaar van Walter in ons achterhoofd.

    Nadien, aan de oevers van de Ijzer, mochten we genieten van een welverdiende picknick van de restjes van ons weekend.  We hadden honger en het smaakte ons allemaal.

    Maar voordat we terugkeerden naar ons verblijf in Beauvoorde, gingen we, als toemaatje en vervolg op ons bezoek aan de Ijzertoren, toch nog ietsje verderop de “Dodengang” verkennen.

    Zo sloten we ons weekend af.  Het was er een van samenhorigheid, van respect voor elk een, het was weer uniek, zoals het enkel bij Liever Gelijk kan voorkomen.

    Doen we er volgend jaar nog eentje?

    Maar als afsluiter nog een zeer dringend bericht: wil de eigenaar van het flesje poppers, Gold Rush, achtergelaten in een welbepaalde frigo in ons verblijf, zich vooralsnog kenbaar maken?

    Dank U.