Terugblik 2017

Zondag 17 september 2017 – Bezoek aan Epéron d’or

  • Onder de warme en deugddoende stralen van een late zomerzon kwamen we die namiddag samen aan het « Schoen-en borstelmuseum ’Eperon d’Or » in Izegem.

    Deze erfgoedsite is gelegen aan de achterkant van het station.

    Zo’n 26 leden hadden er zin in om op deze mooie zondag met de geschiedenis van deze twee ambachten nader kennis te maken. (groepsfoto aan het gebouw)

    De gidse (Marie-Jo) was ons ondertussen al tegemoet gekomen, en ging stipt om 14u van start door ons eerst wat te vertellen over de geschiedenis van dit bedrijf.

    Het verhaal van Eperon d’Or begon namelijk in de negentiende eeuw bij Emiel Vandommele. Hij was een befaamd leerling van de Izegemse meester-schoenmaker Eduard Dierick, die in zijn tijd al koninklijke laarzen maakte voor Willem I en Leopold I.

    Toen Emiel volleerd was en op eigen benen kon staan, toonde hij zich een ambitieus ondernemer, want in 1863 richtte hij het schoenbedrijf ‘Eperon d’Or’ op. (‘Gulden Spoor’)

    Dat er gekozen werd voor een Franse naam, past natuurlijk perfect in de toenmalige tijdsgeest, want Frans was toen de voertaal van de betere burgerij, de bourgeoisie.

    Het Frans was eveneens de communicatietaal met de (buitenlandse) klanten.

    Het achterdeel van dit gebouw dateert van 1910, en werd gezet nadat de bestaande ateliers van de eigenaar – die meer in het centrum gelegen waren – te klein geworden waren.

    Hier langs de spoorweg was een goede locatie voor een nieuwe start.

    Op dat moment werkten er reeds een 180-tal personen bij het bedrijf.

    De prachtige voorgevel dateert echter van wat later, namelijk van 1930, en is in pure Art Deco-stijl opgetrokken.

    De gidse wees ons op de mooie architectuur van deze façade, en had aandacht voor de symmetrie van de gevel-onderdelen, de kwaliteit van de bakstenen, de kleur van het voegwerk, en de accenten met geëmailleerde tegels.

    Een 4-tal ingangsdeuren hadden destijds elk hun functie. (o.a. voor de directeur en z’n klanten, een andere voor het personeel, …)

    Het geheel straalt terecht een zekere grandeur uit, want al bij al was dit bedrijf ondertussen een ‘fournisseur de la cour’ (hofleverancier) geworden, en had hierdoor aanzien en faam verworven.

    (detailfoto van dit embleem)

    Vandommele en de zijnen hadden zich namelijk gespecialiseerd in luxeschoenen, vooral voor dames.

    In die tijd profileerde Izegem zich meer en meer als schoenenstad, en het kenmerk ‘chaussure d’Iseghem’ werd langzamerhand een garantie voor kwaliteit en vakkundigheid.

    Men deed zelfs mee aan buitenlandse exposities in o.a. Parijs en Berlijn.

    De gidse leidde ons vervolgens naar binnen ; jawel, doorheen de vroegere ingangsdeur voor het personeel. We kwamen al gauw in de vroegere werkplaatsen te staan die momenteel heel mooi ogen als museumruimte. (foto)

    Hier en daar was een werktafereel opgesteld, voorzien van het nodige originele werkmateriaal. Vitrinekasten met schoenonderdelen en andere voorwerpen dienden ter illustratie van de verhalen die onze gidse effenaan uiteen zette.

    Marie-Jo nam nu en dan plaats achter een of ander werktuig en becommentarieerde de opeenvolgende handelingen die gemaakt werden om van zool tot afgewerkte schoen te komen.

    Schoenen werden gemaakt op basis van een houten leest, waarover men papier bevestigde. Het papieren model werd vervolgens uitgesneden, om daarna opnieuw uitgesneden te worden uit een zinken plaat. Dit element uit zink, was een stevige materie om als basis mee te beginnen.

    Bij deze eerste fasen van het maken van een schoen kwamen dus al gauw enkele gespecialiseerde beroepen kijken: een leestmaker, een patroonmaker, en een leersnijder.

    De verschillende soorten huid, die als leer werden gebruikt, waren overzichtelijk uitgestald, met verwijzing naar hun soort (rundshuid, varkenshuid, geitenhuid, …) en herkomst.

    Zelfs ‘kippenpoothuid’ werd gebruikt, vanwege z’n structuur : om krokodillenleer te imiteren bij kleinere details op een schoen, of als horloge-armbandje.

    De buitenzool, binnenzool, en het bovenstuk van de schoen werden samen vastgenaaid met één draad, die later versterkt werd met ‘pek’ (een afgeleide van teer).

    Daar was kracht voor nodig, en dus was dit mannenwerk. De vrouwen kwamen in een later stadium aan beurt, met het fijnere werk. Alles was dus voornamelijk handenarbeid.

    De hakken (talons) van de damesschoenen waren destijds gemaakt uit een opeenstapeling van verschillende laagjes leer ; totdat de houten hak (uit één geheel) werd bedacht.

    (foto : onderdelen van een schoen in vitrine)

    Met het thema en materiaal « hout » ging onze rondleiding rimpelloos over van het ‘schoengedeelte’ naar het ‘ borstelgedeelte’.

    Het andere deel van de grote werkplaats waarin we ons bevonden was namelijk toegewijd aan de ‘borstelgeschiedenis’. (groepsfoto)

    De gebruikte materies bij een borstel waren harde gedroogde vezelsoorten of varkensharen.

    (Er is zelfs een periode geweest dat deze geïmporteerd werden uit China, want daar bleken varkensharen wat langer te zijn).

    Er werden dus zowel plantaardige als dierlijke vezels gebruikt als borstelharen.

    En wat het hout betreft, ging de voorkeur naar beukenhout = stevig hout, en toch zacht om te bewerken. (om het te gebruiken/verwerken tot borstelkoppen en schoenleesten).

    We maakten kennis met veegborstels, handborstels, kleerborstels, haarborstels, …

    Luxe-hand-en haarborstels werden zelfs uit been of ivoor gemaakt.

    De versiering van het montuur (= het bovenstuk van een handborstel) was voornamelijk vrouwenwerk. (foto toiletset beschilderd)

    Heden ten dage zijn er nog altijd 7 borstelfabrieken in Izegem.

    Langs enkele panelen met vroegere affiches en afbeeldingen over het sociale leven van de arbeider destijds, ging onze rondleiding vervolgens verder naar de 1e verdieping van het gebouw.

    Daar kregen we wat bijkomende informatie over Eduard Dierick (de grondlegger van de Izegemse schoennijverheid, en stichter van de huidige vakschool (VTI) waar jongens destijds de stiel van schoenmaker konden leren.

    Bij het wandelen doorheen enkele andere ruimtes op deze verdieping, konden we mooi opgestelde vitrines aanschouwen met opnieuw enkele staaltjes van puik vakmanschap: zowel gesofistikeerde schoenen, als geraffineerde handborstels.

    (foto 3 schoenen in vitrine)

    Maar – om terug te keren naar de geschiedenis van de schoennijverheid van toen – aan alle mooie liedjes komt een eind. Ook aan datgene van de Izegemse schoenenindustrie.

    In de jaren 1960 ging de hele sector dramatisch achteruit door onder meer de concurrentie uit Italië en Oost-Europese lage loonlanden. Veel bedrijven kregen harde klappen, want ze hielden te hard vast aan het ambachtelijke aspect van hun productie.

    Ook Eperon d’Or, dat op dat moment bestuurd werd door de vijfde generatie van Vandommele.

    In 1967 kwam er tenslotte definitief een eind aan het verhaal : het bedrijf ging failliet.

    Gedaan dus met de schoennijverheid, wegens « te ambachtelijk ».

    Gelukkig werden de gebouwen echter niet gesloopt, en werd deze site door de stad Izegem beschermd en gerestaureerd als industrieel erfgoed, en ingericht tot museum.

    We verlieten het gebouw via een kleine hall met enkele toonbanken met te koop aangeboden materiaal, zoals boeken, borstels, schoensmeer, verfkwasten, en enkele nuttige souvenirs.

    Na dit interessante bezoek, en rondleiding van toch bijna zo’n twee uur, hadden we natuurlijk dorst gekregen, en trokken we met de meesten onder ons naar het eind van de straat naar een aangename taverne, ‘The Cottage’.

    Plaats op de terras in het zonnetje was er niet meer, dus met z’n allen dan maar gezellig naar binnen. Met een drankje en een babbel sloten we deze mooie geslaagde namiddag af.

    We waren weer wat rijker aan kennis en cultuur!

Vrijdag 1 september 2017 – Film ‘120 battements par minute’

  • Als je terugdenkt aan deze film, wat schiet er dan door je hoofd ?

    O.K., hij was misschien een beetje aan de lange kant, wat betreft het thema was hij ook niet dadelijk optimistisch te noemen…  Maar toch gaf hij heel duidelijk, alhoewel af en toe een beetje geïdealiseerd, de toenmalige situatie weer op het hoogtepunt van de aidscrisis.

    Gevoelens van hopeloosheid, uitzichtloosheid waren de duidelijke onderstromen van deze geschiedenis.   Het is inderdaad een tijd die zeker voor de jongere generatie  totaal onbekend is.  HIV blijft natuurlijk geen katje om zonder handschoenen aan te pakken, maar met een paar pilletjes per dag blijft je afweerschild optimaal. Omdat je zelf die tijd gekend hebt en ook de angst om besmet te geraken – aids was toen de nieuwe melaatsheid en een zeker doodsvonnis – begrijp je dan helemaal niet, hoe het komt dat er ook tegenwoordig zoveel onveilig gevreeën wordt, en dat bewust!

    Een vaccin is er zeker nog niet, je hebt nu wel pep en prep* en je mag nog van geluk spreken dat je in onze contreien woont, want hiv-positieven in ontwikkelingslanden zitten nog altijd niet in goeie papieren wat het verkrijgen van aidsremmers betreft.

    Maar nu terug naar de film.

    Hij viel duidelijk uiteen in twee grote delen.  Een eerste deel waarin (oeverloos) gediscussieerd werd over de aanpak naar de overheid en de laboratoria toe om vaart te zetten in het ontwikkelen van efficiënte medicijnen.  De methodes komen ons nu een beetje agressief en provocerend over, maar was voor de (hopeloze) mensen in die tijd, misschien de enige manier om hun stem te laten horen.

    Een tweede deel, meer intiem, gaat over de groeiende relatie tussen twee hoofdfiguren, het einde ervan door de ziekte.

    Natuurlijk ook prachtig gefilmd.  De contestaties, de beelden van de optochten van de gay prides die automatisch overvloeien in beelden van de fuiven achteraf, heel herkenbaar.

    De dansende, oplichtende stofdeeltjes op die fuiven die dan overgaan in beelden van het virus zelf, eigenlijk heel poëtisch en helemaal niet bedreigend.

    We zaten met 30 Liever Gelijkers in de zaal, samen met nog 2 andere (hetero)koppels.  Wat moesten ze gedacht hebben?   Op het scherm gays wat de klok sloeg en in de zaal gays wat de klok sloeg. Voor hen moet het een aparte ervaring geweest zijn 😉

    Achteraf bleven we wel een beetje verweesd zitten. We beseffen natuurlijk allemaal dat dit verhaal ook het onze zou kunnen zijn.

    Maar er zijn gelukkig ook leukere dingen in het leven en om de emoties een beetje te laten zakken, nodigde Dirk van ’t Eiland ons uit voor een broodje en een drankje in zijn etablissement.  Een 20-tal gegadigden van Liever Gelijk profiteerden van zijn aanbod. Onze Jan O. jarig op die dag, kreeg dan wel geen opbeurende film voorgeschoteld, maar het roosje dat hij achteraf van Dirk kreeg, maakte alles weer goed.

    Toen de drank boven op geraakte, zakten we natuurlijk af naar beneden voor nog een laatste glaasje.

    Het was al ver achter twaalven, toen we het café mochten sluiten.

    *(Pre Exposure Prophylaxis. Het gebruik van hiv-remmers om hiv-infectie te voorkomen. De effectiviteit van PREP wordt momenteel onderzocht. Verschil met PEP: bij PEP worden hiv-remmers gebruikt nadat men mogelijk in aanraking met hiv is gekomen; bij PREP is dat er voor.)

Zondag 20 augustus 2017 – Fietstocht – Goedendagroute

  • Dat die zondag 20 augustus een dag zonder regen zou worden, wisten we eigenlijk al. We hadden de weerkaarten al dagen van tevoren in het oog gehouden.  Bij een dergelijke activiteit valt of staat immers alles met regen of zonneschijn.

    Maar niet geklaagd, 21 Liever Gelijkers tekenden present die zondag op de Platze in Bellegem.  Frank nam dit keer de leiding en al gauw reden we van Bellegem naar beneden, richting Rollegem.

    We passeerden het zaaltje waar we al zovele BBQ’s mochten beleven, de ene al intenser dan de andere.  We fietsten verder langs de E17, waar we in de verte het monument voor de seizoenarbeiders ontwaarden, de zogenaamde Fransmans.

    “De Fransmans waren Vlaamse seizoenarbeiders die in de tweede helft van de 19e eeuw tot in de tweede helft van de 20e eeuw jaarlijks naar Frankrijk trokken om er te werken. Ze werkten er op de bietenvelden voor het zetten of rooien van bieten, waren actief in de suikerfabrieken, in de vlasnijverheid of in de cichorei-asten (uit onze online encyclopedie wikipedia).  Dit monument heet “De Sjouwer” en werd in 1974 opgericht.”

    Degenen die indertijd mee waren, zullen zich misschien nog herinneren, dat ook in het museum in Koekelare een groot gedeelte aan de geschiedenis van deze seizoenarbeiders is gewijd.

    Dan via Aalbeke naar Marke, waar we al gauw langs de spoorlijn richting Kortrijk fietsten.  Vanuit dit perspectief had ik Kortrijk nog niet ervaren.  Even opperden we om toch de hele route maar te doen, we waren immers al goed opgeschoten.   Maar eerst was het hoogtijd om een stopplaats te vinden.  Op de Veemarkt waren alle cafeetjes gesloten en dat op een zondagnamiddag!  Dan maar naar Buda Beach aan de oevers van de Leie in Kortrijk.  En inderdaad, dat was een goede keuze, in het groen, in het zonnetje en aan het water, werd menig drankje genuttigd.

    Achter de toog hing een mooie spreuk: “Iedereen is normaal!”  Ze wisten zeker dat we gingen komen?

    Nadien ging het verder op de ingekorte route, we hadden immers een beetje angst dat de volledige te lang zou duren.

    Een technisch mankementje mag natuurlijk niet ontbreken.  Dit jaar gelukkig geen platte banden, maar wel een afgeschoten ketting, niewaar, Alain 😉

    Al gauw fietsten we weer helemaal te lande, langs oude boerderijtjes die hun beste tijd achter de rug hadden.  Voor we het goed en wel beseften, zagen we de toren van de kerk van Bellegem al voor ons opdoemen.  Dan toch nog maar een pauze nemen, maar in de Steenlander was er voor ons spijtig genoeg geen plaats in de herberg.

    Dan maar verder richting Bellegem waar we in Het Brouwershuys bijna de hele binnenkoer met zicht op de tuin mochten inpalmen.  We hadden nog tijd genoeg voor ons avondmaal in de Koekeliere, daarom onthaasten we ons met een drankje en een babbeltje, en nog een drankje.

    Zulke momenten zijn ideaal om elkaar wat beter te leren kennen en vormen ook een essentieel onderdeel van ons gay verenigingsleven.

    De tijd vliegt als je zo samenzit, zeker met zo’n leuke bediening 😉

    Toen werd het toch tijd om naar de Koekeliere te gaan.  We namen afscheid van diegenen die, spijtig genoeg, niet meegingen eten en togen naar de afsluiter van onze fietstocht.

    De bediening in de Koekeliere was vlot en iedereen werd snel bediend. Naturlijk weer een aperitiefje. Gevoelig voor mannelijk schoon dat we zijn, kregen we weer een mooi uitzicht op een gezelschap jongemannen in de tuin met allemaal dezelfde outfit aan.

    Welke vereniging zou er toch maar achter “DEUH BIERTUTTN” schuilgaan?

    “Nieuwsgierig” dat we waren, moesten we het hen natuurlijk es vragen en een nietsvermoedend en biezonder leuk slachtoffer dat onze tafel passeerde, op weg naar het toilet, werd al dadelijk het vuur aan de schenen gelegd.  Het bleek een “mobylette club” te zijn, dat de Vlaamse wegen te lande, onveilig maakte.  Het heeft wel wat, zo’n jonge bende op mobyletten 😉

    Op die manier wordt ons leven als holebi toch regelmatig eens gekruid met leuke ontmoetingen.

    Maar ja, aan alle liedjes komt een einde, dus ook aan ons jaarlijks fietstochtavontuurtje.

    Wou de ene tafel nog een dessertje nemen, nam de andere tafel al afscheid van elkaar en van de rest.

    Het was weer mooi, het was weer leuk, het was Liever Gelijk.