Ga onmiddellijk naar de foto’s
We hadden er lang naar uitgekeken, naar dit bezoek aan Villa Empain.
Reeds gereserveerd eind 2019 voor een bezoek in september 2020, werd dit in de loop van dat jaar door het museum zelf geannuleerd. Nu in november 2021 was het, mits bepaalde restricties zoals het aantal personen per gids, gelukkig toch nog realiseerbaar.
Omdat we zolang hebben moeten wachten, waren onze verwachtingen waarschijnlijk wel een beetje te hooggespannen. En alhoewel we de instructie gegeven hadden om meer over het gebouw te weten te komen, spendeerde onze gids toch een aanzienlijke tijd aan de (op dat ogenblik) actuele tentoonstelling “Icons” die toevallig die zondag haar laatste dag zag.
Wat ons wel imponeerde was de residentiële wijk waarin Villa Empain gelegen was, ambassades alom. En wat ons daar het meeste opviel was de ambassade van de Verenigde Arabische Emiraten aan de overkant. Een pareltje van Art Nouveau. Het gebouw dateert reeds van 1904 en werd in 2013 grondig gerestaureerd (en niet nieuw gebouwd zoals onze gids beweerde). Zo zie je maar, ook gidsen hebben niet de eeuwige waarheid.
Na de nodige administratieve rompslomp, tickets, corona-pas werden we verwelkomd door onze gids Muriel. Zij bracht ons naar het eresalon met uitzicht op de terrassen en het volledig gerestaureerde openluchtzwembad.
Zij begon te vertellen over de geschiedenis van de villa. Deze werd gebouwd tussen 1930 en 1934 op de terreinen van de voormalige Wereldtentoonstelling van 1910 door de Zwitserse architect Michel Polak, de spilfiguur van de Art Deco in Brussel, die o.a. ook de Résidence Palace aan de Wetstraat bouwde, waar nu in een herbouwd gedeelte, de Europese Raad zetelt (Het Ei-gebouw).
Als je naar de stijl van dit gebouw kijkt, heb je inderdaad de typische Art Deco qua luxe, maar anderzijds is het vrij sober en symmetrisch wat meer naar het modernisme van Bauhaus neigt. Die twee dingen samen, dat rijke maar toch sobere is een mooie samenvatting van de eigenschappen van de bouwheer, Louis Empain. In 1930 begon de amper 22-jarige Louis Empain (1908 – 1976), tweede zoon van de schatrijke zakenman baron Edouard Empain (1852 – 1929) aan de bouw van deze Villa. Edouard Empain kwam uit een heel gewoon gezin en wist door goede investeringen zijn fortuin op te bouwen, o.a. door zich te concentreren op transport. Hij legt spoorlijnen aan in België, Europa, China, ook de metro van Parijs, waarvan de familie nog eigenaar was tot na WOII. En heel erg tot de verbeelding sprekend is de aanleg van het tramnet in Caïro. Hij ontwikkelt daar ook een heel nieuwe stad op de oude site van Heliopolis. Tegenwoordig heeft Heliopolis zeer veel van haar oude glorie ingeboet en is nu een stadsdeel van het oprukkende Caïro.
Edouard Empain zelf werd daar ook begraven.
Louis Empain heeft hier maar even gewoond en is in 1934 uitgeweken naar Canada. Daar zoekt hij de rust op en krijgt een soort mystieke ervaring waardoor hij zijn geld en tijd aan humanitaire projecten gaat besteden.
Hij schenkt deze villa aan de Belgische staat met als doel tentoonstellingen te organiseren. In 1943 werd de Villa door het Duitse leger opgeëist. Na de oorlog besliste de Belgische overheid de ambassade van de U.S.S.R. in de Villa te vestigen, wat in strijd was met de uitdrukkelijke voorwaarden die verbonden waren aan de schenking. De familie Empain zou deze beslissing aanvechten en eind jaren ’60 kreeg ze de villa terug.
Gedurende enkele jaren organiseerde Louis Empain er tentoonstellingen van hedendaagse kunst.
In 1973 verkoopt hij de Villa aan Harry Tcherkezian, een tabaksfabrikant van Armeense afkomst. Die verhuurt het gebouw aan de Luxemburgse radio- en televisiezender RTL, die er tot aan het begin van de jaren ’90 zou blijven. Nadien had het gebouw geen vaste bestemming en werd enkel nog verhuurd voor eenmalige evenementen, om uiteindelijk weer doorverkocht te worden. Het raakte verwaarloosd, beschadigd en deels vernield, hoewel het sinds 2001 deel uitmaakte van de Brusselse Erfgoedlijst.
Toen de familie Boghossian de Villa Empain in 2006 kocht, vereiste de toestand van vergevorderd verval een volledige restauratie. Deze begon in de zomer van 2008 en sinds 2010 is de Villa toegankelijk voor het publiek. Men heeft 4 miljoen Euro voor de aankoop van de Villa betaald en er werd verder nog 12 miljoen Euro geïnvesteerd voor de restauratie.
Boghossian is een familie van juweliers. Ze hebben zelf een behoorlijk turbulente geschiedenis achter de rug. De grootouders zijn in 1915 moeten vluchten uit Turkije voor de Armeense genocide. Zij zijn dan naar Syrië verhuisd, de ouders van de huidige eigenaars vervolgens naar Beiroet, waar de stichters dan weer, als jonge mannen, zijn moeten verhuizen door de burgeroorlog. Ze hadden wel het geluk uit een zeer rijke familie te komen en op die manier richtten zij vooreerst een stichting op die vooral goede doelen financierde, onderwijs, voedselvoorziening …
Vanaf 2006 wouden ze meer de humanistische richting uitgaan en op hun manier bijdragen aan vrede, door via kunst Oost en West dichter bij elkaar brengen, dit met een kritische blik en door dialoog.
Elke zes maanden is er een tentoonstelling rond een actueel thema, maar altijd met dat aspect van Oost en West voor ogen.
Vanuit het eresalon, waar ook de eetkamer vroeger was, hadden we een uitzicht op het, zoals gezegd, gerestaureerde zwembad. Het lijkt niet diep, maar heeft op het einde toch een diepte van 3,5 meter. Het zwembad is een van de eerste privé-zwembaden (met verwarmd en gefilterd stadswater) in België, ook uitzonderlijk door haar grootte.
Aan de achterkant is er ook een uitgang naar het Ter Kamerenbos en bevindt zich ook de conciërgewoning.
Deze wordt nu gebruikt als residentie voor kunstenaars, schrijvers, wetenschappers die via de stichting beurzen krijgen, elkaar daar ontmoeten en studeren.
En toen wou Muriel aan de tentoonstelling beginnen. Een eerste werk was van Wim Delvoye, de kunstenaar van de getatoeëerde varkens. Zij wist te vertellen dat er ook een getatoeëerde mens rondloopt. Het gaat om een Zwitserse man op wiens rug Delvoye een enorme tatoeage zette in 2006. Een Duitser kocht de man in 2008. Na zijn dood zal hij gevild worden, zodat de verzamelaar de tattoo permanent in zijn bezit kan hebben.
In dit werk van Delvoye, genaamd Penalty, zag je de combinatie van het religieuze met het alledaagse. Ook de humor is niet ver. Je hebt enerzijds het doel dat uitnodigt om er heel hard een bal in te trappen en anderzijds de fragiele glas in lood afbeelding.
Een ander werk van Wim Delvoye waren de “hedendaagse” iconen die te shockerend werden bevonden om voor een tentoonstelling in Rusland te dienen.
De gids vermeldde, dat de curator van deze tentoonstelling Henri Loyrette was, voormalig directeur van het Musée d’Orsay en ook van het Louvre, ook diegene die het Louvre in Lens en in Abu Dhabi geopend heeft, dus toch wel een grote naam in de kunstwereld die men voor deze tentoonstelling heeft kunnen strikken.
Henri Loyrette heeft specifiek met drie mensen samengewerkt, kunstenaars die hij zelf heel goed kent, enerzijds Wim Delvoye en anderzijds ook Yan Pei-Ming, een Chinees kunstenaar die speciaal voor deze tentoonstelling het portret van Deng Xiaoping (1904-1997) gemaakt heeft. Voor de kunstenaar was deze persoon het icoon van de vrijheid in China. Hij is geboren in 1960 tijdens de Culturele Revolutie onder de dictatuur van Mao en van zodra Deng Xiaoping aan het hoofd van de partij komt, wordt er voor die generatie veel meer mogelijk. Hij zou dit werk ook nooit gaan verkopen, maar zelf houden als een hommage aan deze man, als dank voor het leven dat hij daardoor heeft kunnen leiden.
In dezelfde ruimte stond een hyperrealistisch beeld van de hand van Duane Hanson. Met deze Afro-Amerikaanse ruitenwasser wou hij aantonen dat the American Way of Life niet altijd zo rooskleurig is als men wil doen geloven. “Mijn werk”, zegt hij, “gaat over mensen die in stille wanhoop leven”. De nieuwe iconen van onze moderniteit , zoals deze Window Washer (1984).
In de grote hal hing een werk van Pierre & Gilles, een kunstenaarsduo dat fotografie en schilderkunst combineert. Zangeres en actrice Lio wordt hier afgebeeld als een Onze Lieve Vrouw van Smarten (1991). Boven in een klein kamertje hing er ook nog een afbeelding van Stromae – Forever Stromae – als een Christusfiguur, met een traan die over zijn wang rolt.
Onze gids stond letterlijk stil bij bijna elk werk van deze tentoonstelling, maar het zou ons te ver leiden om die allemaal te gaan vermelden en daarom pikken we hier dan ook enkel de meest opvallende uit.
Normaal gezien is Bauhaus architecturaal gezien gekend voor heel veel licht. Het was dan ook spijtig dat door deze tentoonstelling de ruimtes boven waren aangepast met panelen die de ramen bedekten, zodat je geen idee kon krijgen van de oorspronkelijke afmetingen van de kamers.
Zo ook in de “schermkamer” waar echte iconen hingen.
Iconen zijn nooit ondertekend, de schilder doet er niet toe. De gids verwees ook naar Magritte’s “ceci n’est pas une pipe” dit is geen pijp, het is een kunstwerk. Hier is juist het omgekeerde waar, dit is geen kunstwerk, dit is de heilige. Als gelovige moet je dit vereren als de échte heilige.
De derde persoon waar Henri Loyrette mee had samengewerkt was Sarkis, een Frans beeldend kunstenaar van Armeense afkomst. Hier had hij een Azteeks fluitje van terracotta nagetekend, er vleugels aan toegevoegd en met zijn vingers rode en groene inktvlekken op aangebracht.
Het was de bedoeling dat de toeschouwers zelf vingerafdrukken met inkt na zouden laten op een plexiglazen omkadering, om de scheppende handeling te herhalen, maar ook om het werk aan te raken, zoals de orthodoxe gelovigen dat doen met een heilige icoon. Door de covid was dit natuurlijk niet mogelijk en was dit plexiglazen paneel verwijderd.
In de “gastenkamer” zagen we afbeeldingen van gezichten, o.a. een werk van Henry Van de Velde waarop hij een jeugdvriend had geportretteerd als een soort Christusfiguur. Aan de overkant daarvan een schilderij van de Syrisch-Duitse kunstenaar Marwan. Muriel liet ons dit vanop een afstand bekijken, om te herkennen dat er inderdaad ook een gezicht was afgebeeld. Zoals bij een landschap was dit gezicht in verschillende lagen van emoties opgebouwd.
In een andere kamer, de badkamer van meneer, die niet meer als dusdanig te herkennen was, werken van Andy Warhol: Mao en koningin Beatrix.
Zo kwamen we terug in de grote centrale hal op de overloop en via een trapje naar het “intieme salon”, vandaag het restaurant van de Boghossianstichting. De stucmarmeren muren van deze ruimte zijn bedekt met lambrisering en heeft een plafond bestaande uit manilkarahout uit Venezuela.
De bar in Amerikaanse stijl was versierd met een kleine visvormige zilveren fontein. De oorspronkelijke fontein verdween na 2000, maar bij de restauratie werd er een exacte replica van gemaakt.
Hier sloot Muriel haar betoog af en nam zij afscheid van ons.
Wij besloten nog een wandeling te maken in de tuin rond het grote zwembad.
Van daaruit gingen we naar het Ter Kamerenbos (waar zich voor een paar maanden nog de rellen van La Boum afspeelden) in de hoop nog ergens een drankje te kunnen meepikken. Dat vonden we op een buitenterrasje aan de “Woodpeckers” Kiosk.
Het viel ons op dat er toch zeer veel jong en schoon volk rondliep op deze herfstige zondagnamiddag. Blijkbaar was er in dit park ook nog een chique restaurant midden een vijver waar je enkel met een bootje naar toe kon, de Chalet Robinson. Maar dat is misschien voor een volgende keer als we hier nog eens in de buurt komen.
Nadien terug naar de Franklin Rooseveltlaan waar onze auto’s geparkeerd stonden en we afscheid van elkaar namen.
Had Villa Empain geen “waw-effect” – velen vermeldden immers nog met een beetje weemoed de Villa Cavrois bij Lille die meer indruk had nagelaten – toch was het leuk hiermee kennis gemaakt te hebben en met dit, voor de meesten onder ons, onbekend stukje Brussel.