Die zaterdag 14 september was het een heerlijk nazomer weertje en met 21 Liever Gelijkers gingen we weer de gay capital of Belgium onveilig maken.
Het was reeds van 21 juni 2014 geleden dat we de route van de landverhuizers vanaf het Centraal Station naar de Schelde hadden gedaan. In het Red Star Museum waren we toen niet geraakt. Het museum opende in 2013 en werd reeds na 5 jaar in 2018 gerenoveerd.Ideale gelegenheid om het dit keer eens onder de loep te nemen.
Omdat we met meer dan 15 waren, dienden we noodgedwongen 2 gidsen te nemen. Eén groepje ging met Dirk mee, het andere met Micheline.
Hier volgt het verhaal van Micheline.
Zij leidde ons eerst naar een grote foto, één van de weinige van de binnenkant van het gebouw en opgesteld op de plaats waar deze genomen was.
Diegenen die hier kwamen, waren allemaal 3e klas reizigers. Op de 1e en 2e klas reizigers werd geen controle gedaan, die mochten zo de boot op. Maar de 3e klas reizigers hadden hoofdzakelijk in onhygiënische toestanden gereisd toen zij in Antwerpen aankwamen en daarom moesten én zij, én hun kleren, én hun bagage ontsmet worden. Vervolgens was er ook nog een medische controle en dan nog een administratieve controle. En als dat alles achter de rug was, konden zij ook vertrekken, als ze het ticket konden betalen, natuurlijk.
In 1893 komt het eerste gebouw, waar we ons op dat ogenblik bevonden. Tot dan toe gebeurden de controles gewoon aan de kade. De dokters stonden te kijken of er niemand serieus ziek uitzag of het een of ander gebrek vertoonde. Die werd er dan tussenuit gehaald, maar voor de rest werd er toen weinig gecontroleerd. Maar toen de Amerikaanse regering steeds strengere eisen begon te stellen, had men extra accommodatie nodig en werd dit eerste gebouw opgericht. In 1921 werd het gebouw ernaast bijgebouwd.
In vergelijking met Ellis Island was dit maar een klein stationnetje. En toch zijn er hier nog 2 miljoen mensen gepasseerd.
Er werden geen vragen gesteld, waarom je wou vertrekken, maar je moest wel gezond zijn, anders mocht je niet mee.
Anders dan tegenwoordig waar iedereen naar het hoe en het waarom wordt gevraagd. En je moest natuurlijk ook geld hebben, minstens 50 dollar om Amerika binnen te mogen en je moest je reis kunnen betalen.
In een ruimte waar nu modellen van schepen stonden opgesteld, bevonden zich vroeger de stoommachines voor de ontsmettingstoestellen en voor het warm water voor de douches.
Het verhaal van de Red Star Line begon in 1872 in Philadelphia waar de International Navigation Company werd opgericht en die hoofdzakelijk in olie handelde. Men wou olie van Amerika naar Europa brengen en passagiers mee terug nemen. Daarom wou men hier een vaste stek hebben en personeel aanwerven, omdat dat hier goedkoper was dan in Amerika.
Men koos ook voor Antwerpen omdat dat centraal gelegen was en in 1872 werd Sanba opgericht (Société Anonyme des Navigations Belges et Américaines). Men kiest echter in de omgang voor een gemakkelijker naam en omdat de International Navigation Company een rode ster in het vaandel draagt, is die vlug gekozen.
In deze ruimtes hingen ook nog originele affiches van de Red Star Line. Je kunt er de bestemmingen op aflezen. Je ziet er ook de namen van de schepen en die eindigen allemaal op ‘land’: Finland, Kroonland, Belgenland, Zeeland ….
Alhoewel het in het begin ook voor een deel een Belgische firma was, is daar 20 jaar later niets meer van te merken en is het kapitaal louter Amerikaans.
Het eerste schip was een stoomboot maar had ook masten, omdat men niet genoeg steenkool kon meenemen om de overkant van de oceaan te halen.
Dit was eigenlijk een vrachtschip en niet geschikt om passagiers te vervoeren. Nadien kwamen er, ook op aandringen van de Antwerpse regering, betere schepen. Deze konden al 2000 passagiers vervoeren en 500 bemanningsleden en maakten de overtocht in 10 dagen, daar waar er vroeger maar 800 passagiers meekonden en de reis, meestal in lamentabele omstandigheden, veel langer duurde, dikwijls zo’n 6 weken!
Sinds de helft van de 19e eeuw was er een immigratiestroom op gang gekomen vanuit Europa, maar ook vanuit Azië en de Amerikaanse regering wou deze stroom stoppen.
Men moest dan natuurlijk andere inkomsten gaan zoeken en men begon zich dan te focussen op toeristen en zo kwamen er ook meer luxueuze schepen.
In 1929 was er de grote beurscrash in New-York met een wereldwijde crisis tot gevolg, tot in de jaren ’30. Men besliste dan dat alle buitenlands kapitaal terug naar Amerika moest komen en in 1934 was het gedaan met de Red Star Line in Antwerpen. Een aantal schepen werd nog opgekocht door een zekere Mr. Bernstein, een reder uit Hamburg, maar deze was Joods en toen de nazi’s aan de macht kwamen werden deze in beslag genomen. Sommige werden dan verkocht aan de concurrent, de Holland-Amerika-Lijn in Rotterdam.
Die lijn bestaat nog altijd.
In de volgende ruimte werd duidelijk dat migratie eigenlijk van alle tijden is. Van toen de eerste mensen uit Afrika kwamen tot de vluchtelingen van nu.Waarom vertrekken mensen eigenlijk? Wij hebben het hier goed en denken er niet aan, maar de situatie kan rap veranderen. In de 19e eeuw was armoede vooral een reden om te vertrekken. In het Meetjesland bv heeft bijna elke familie wel iemand die ooit vertrokken is, ook vanuit West-Vlaanderen. Verder had je ook Vlamingen die naar Wallonië uitweken om daar te gaan werken.
Indertijd was Amerika vragende partij. Men had de prairies schoongeveegd van de Indianen, deze verkaveld en de landrush kon beginnen. De aanlokking van Amerika was groot.
Dan kwamen we in de ruimtes van de persoonlijke getuigenissen en verhalen.
Micheline lichtte er een paar uit.
Eerst een moeder met 4 kinderen, de familie Moel uit Oekraïne. Passagiers op de Lapland in 1922. De vader ontbrak op de foto, want die was al naar Amerika. De jongste zoon Morris, toen 6 jaar, heeft zijn verhaal nog kunnen vertellen. Hem zagen we later terug in een filmpje uit 2016. Hij was toen 100 jaar.
Hij zag er nog goed uit voor zijne leeftijd.
Verder nog een foto van de familie Bobelijn, vader, moeder en dochter, afkomstig uit Assenede, voor hun huis in Molines in Amerika.
Hun dochter Irène Bobelijn heeft men ook opgespoord en teruggevonden in een verzorgingstehuis in Assenede, ze was toen 91. Een leuk detail, onze Kurt Bauters afkomstig van Oost-Eeklo, werd geboren in hetzelfde etablissement, maar dat was toen nog een Moederhuis. Hij heeft haar weliswaar nooit ontmoet, maar er toch veel over gehoord.
Zij reisde indertijd op 6-jarige leeftijd haar ouders achterna naar Amerika en had daar de hemel op aarde, mooie kleertjes, lekker eten. Vader werkte in een fabriek van John Deere, de machinebouwer. Maar op een gegeven moment gaan de zaken minder goed en vader moet de spaarcentjes aanspreken.
Hij besliste toen om terug naar België te komen. Ons Irèneke is dan 9 jaar en spreekt enkel Engels, het Vlaams is ze dan al vergeten.
In haar getuigenis in het filmpje zegt ze dan ook: “Thuis spraken mijn ouders Vlaams, maar ik kon geen Vlaams meer.” Ze had het die eerste jaren hier niet gemakkelijk, de mensen hadden immers andere gewoontes dan in Amerika.
Ons Irèneke, geboren in 1922, vertrekt dus in 1928 met de SS Lapland naar New-York, maar komt al in 1931 met de SS Pennland terug naar België. Het collectiestuk in het museum is de toenmalige, zeer luxueuze reiskoffer.
Ze heeft altijd heimwee gehad naar Amerika.
Micheline maakte ons ook attent op de foto van de zusjes Cohen, Bassia en Reza, uit Rusland. Zij waren met hun familie vanuit Rusland naar Antwerpen uiteindelijk 2 jaar onderweg.
Bassia vertelde indertijd: “Antwerpen is mijn favoriete stad, want ik heb daar voor de eerste keer een ijsje gegeten.”
Bassia Cohen was zo dankbaar dat ze naar Amerika kon komen, ze noemde zichzelf intussen Bessie, dat ze kleine vrijheidsbeeldjes begon te verzamelen. Ze had er een hele collectie van en begint die ook uit te delen. Het museum had later ook contact met haar dochter en deze wist zelfs niet dat haar moeder vroeger Bassia heette.
En dan nog Einstein, die reisde natuurlijk wel 1e klasse. Die is hier ook nooit binnen geweest. Einstein is indertijd wijselijk uit Hamburg vertrokken, toen de nazi’s zijn huis hadden doorzocht. Hij kwam naar België, want hij kende de familie Solvay. In De Haan aan zee krijgt hij een villa ter beschikking. Maar na doodsbedreigingen van de nazi’s vertrekt hij via Londen naar Amerika, waar hij als professor aan de universiteit van Princeton is blijven werken tot aan zijn dood.
Micheline toonde ons ook een groot schilderij met als titel “Landverhuizers”. Haar enige commentaar daarop was, dat dit niet realistisch was.
Als je zeker wou zijn van je reis, nam je een betrouwbaar reisagent onder de arm. Die regelde de reis, van vertrek- naar eindpunt. Onderweg kon je immers mensen tegenkomen met minder goede bedoelingen, die je bv valse tickets konden aansmeren.
Als je bv vanuit Warschau vertrok, had je een treinreis over Berlijn tot in Antwerpen. Je had er ook een hotel nodig om te verblijven, want de boten vertrokken niet elke dag. Dan de boot tot in New-York en als je dan nog verder ging, nog eens een treinreis naar de definitieve bestemming.
Alleen de 3e klas reizigers kwamen toe op Ellis Island voordat ze Amerika binnen mochten, of teruggestuurd werden …
En wat kostte nu zo’n ticketje, want David wou dat al weten van in het begin van de rondleiding en zat blijkbaar op hete kolen.
Micheline verloste hem uit zijn lijden en vertelde ons dat zo’n ticket, enkel voor de overtocht, anno 1900 voor de 3e klasse, zo’n 1000 Euro kostte. Dat is nu nog veel. Toen moest je daar 3 maanden voor werken. Niet te vergeten, dat je ook tickets nodig had voor de rest van de familie. Meestal ging de vader voorop naar Amerika om daar te werken en te sparen, om nadien de familie over te laten komen.
Voor de 1e klasse was het ticketje x 3, dat was dan 3000 Euro.
Dan kwamen we in de ruimtes waar de mensen ontsmet werden. Antwerpen had immers ook schrik dat er besmettelijke ziektes binnenkwamen. Op de grond zagen we lijnen afgebakend waar vroeger de kleedruimtes en de douches waren. De mensen moesten zich inwrijven met een mengeling van warme azijn en benzeen. Toen wist men nog niet dat benzeen kankerverwekkend was.
Vervolgens de medische controle. De filmpjes die we zagen, waren niet bestemd voor gevoelige zielen.
Er werd gecontroleerd of je sterk en gezond genoeg was. Je kreeg ook een administratieve controle en een hele vragenlijst af te werken, vragen zoals, ben je anarchist, heb je in de gevangenis gezeten, ben je prostituee ….?
Amerika was toen en nu nog een preutse maatschappij.
Vanaf 1921 werd er ook nog gevraagd, kunt u lezen en schrijven? Analfabeten waren dus ook niet meer welkom.
Het verschil tussen 3e en 1e klas reizigers was immens. 1e klas reizigers baadden in luxe. Ze konden gebruik maken van een zwembad, een fitness ruimte, een restaurant met orkestje, een balzaal. In de vitrines zagen we mooi eetporselein, menukaarten, aan boord gedrukt.
Die van de andere klassen hadden kleinere eetruimtes, gemeenschappelijke badruimtes, en je zag er wel es een blote poep.
Je had alles overleefd en kwam dan aan in het beloofde land Amerika. De meeste nationaliteiten gingen daar ook samen wonen in kleine gemeenschappen, zoals je nu nog in grotere steden Turkse wijken, Marokkaanse of Joodse wijken hebt.
En natuurlijk moest je daar de American dream waar maken.
Micheline maakte ons nog opmerkzaam op een piano van Irving Berlin, geschonken door zijn kleindochter.
Irving Berlin was een immigrant van Joods- Russische afkomst. Geboren als Israel Isidore Beilin in Rusland op 11 mei 1888, overleden in New-York op 22 september 1989.
Hij werd een zeer bekend Amerikaans componist en liedjesschrijver. Hij maakte o.a. musicals en filmmuziek.
Zo eindigde Micheline haar rondleiding over de getuigen van de mensen die hier zoal vertrokken zijn, hoe hun levensloop verder ging en wat er van hen is terecht gekomen.
Als afsluiter bekeken we nog het filmpje ‘Dance’ van Hans Op De Beeck dat hij in 2013 maakte voor het Red Star Line Museum. Een pittig detail, daarin figureert zelfs een lid van Liever Gelijk, nl. Gert Crispyn.
Het was nu hoog tijd geworden om de interne mens een beetje te versterken. Na zoveel verhalen, moest dat natuurlijk doorgespoeld worden. Dat vonden we ietsje verder voorbij het MAS op het gezellige terras van eetcafé Otomat. De Bollekes en andere drankjes liepen goed naar binnen.
Nadien waren we te gast in het Italiaans restaurant Da Giovanni. De bediening was leuk, de sfeer optimaal, zeker bij nog een drankje in afwachting van ons avondmaal samen.
Al moesten we een tijdje op ons eten wachten, de aanblik van passerende lokale schoonheden maakte veel goed.
Zo eindigde ons zonnig dagje Antwerpen en waren we weeral wat wijzer geworden.