Zondag 22 augustus 2021 – 14 uur : Fietstocht De Moeren Route

Onmiddellijk naar de Foto’s

Onze natte zomermaanden indachtig, was er natuurlijk niets meer dat we wensten, dan dat het droog zou blijven tijdens onze jaarlijkse fietstocht. Die zondagmorgen zag het er immers nog niet zo goed uit.

Maar zie daar, onze wens kwam in vervulling.  Ook deze keer bleven de hemelsluizen gesloten, maar in plaats daarvan kregen onze kuiten een fikse tegenwind te verduren.  Met 13 diehards verzamelden we aan het kasteel van Beauvoorde in de verre Westhoek. Alhoewel met 13 .…  er was er toch eentje bij die er niets beter op gevonden had, dan al aan het restaurant te gaan staan, waar we die avond gingen dineren. Kwestie van op tijd te zijn 😉

Het was reeds van mei 2017 geleden, dat we met Liever Gelijk nog in Beauvoorde geweest zijn, toen  voor ons weekend in de Kapelhoeve.

Gauw nog een groepsfoto genomen en dan gingen we van start.

De Moeren, een beetje geografie en geschiedenis:

Aan beide zijden van de Frans-Belgische grens ligt tussen Veurne en Duinkerke het poldergebied ‘De Moeren’. Deze heeft een oppervlakte van +/- 3.500 ha, waarvan 1.450 ha in België en 2.050 ha in Frankrijk.

Aan het einde van de middeleeuwen bestond het gebied van De Moeren uit een laaggelegen moeraslandschap met twee grote poelen, de Kleine en de Grote Moere. Al vanaf het begin van de zeventiende eeuw is er getracht De Moeren in te polderen; hoewel dat enkele malen gelukt is, werd het gebied later toch weer overstroomd. Pas in 1826 werd het definitief drooggelegd.

Thans behoren de Moeren tot de rijkste landbouwgronden van Veurne-Ambacht.  Het diepste punt van De Moeren, ruim twee meter onder gemiddeld zeeniveau, is tevens het diepste punt van België.

Deze polder is bijzonder boeiend, zowel historisch, geografisch, als op het vlak van de waterhuishouding en de waterwegen- en kavelstructuur. Omdat ze zo laag liggen, moeten de 3.500 ha landbouwgrond volledig en permanent kunstmatig bemalen worden. (Wikipedia)

Vanuit Beauvoorde reden we dra voorbij het stemmige kerkje van Izenberge, met een bocht rond het kerkhof, de landerijen in.  Weldra kwamen we aan onze eerste stopplaats in Leisele, bij de herberg In de vetten Os, gekend voor zijn picons. Niemand echter, die zich daar reeds aan waagde.

Leisele is een charmant en rustig dorpje, de huizen netjes gedrapeerd rond het dorpsplein aan de kerk.  Toch een beetje té rustig naar onze zin.  We stelden ons de vraag, waar moet je ginder naar toe als homo met Veurne als het meest nabije stadje?

Dan verder naar Houtem. Ook weer met een onvervalst landelijk karakter en heel middeleeuws aandoend met zijn oude pastorie.

Daar hing een plakkaat met de volgende vermelding: Tussen 23 januari 1915 en 18 oktober 1918 bevond zich hier het Groot Hoofdkwartier van het Belgische leger.  Het Groot Hoofdkwartier bestond uit de opperbevelhebber van het Belgische leger, koning Albert I, met zijn staf en diensten. Ze werden bijgestaan door andere officieren en specialisten.

Tot nu toe was het landschap zacht glooiend, het typische geborgen Houtland van Veurne-Ambacht.  Weldra zouden we in de échte Moeren belanden.

En het was daar dat onze Jan, letterlijk zijn pedalen verloor.  Gelukkig kon hij zich laten meetrekken aan de sterke en welwillende schouders van onze elektro en andere bikers.

We fietsten nu niet meer over kronkelende veldbaantjes, vaak beschut en beschermd door bomen, hagen en struikgewas, maar op lange en kaarsrechte banen naast afwateringslopen en dito sloten. Brede rietkragen zoomden deze waterlopen af.

Zo passeerden we aan het pompgemaal “De Seine”.

Zoals eerder vermeld, dient het poldergebied De Moeren nog steeds constant ontwaterd (bemalen) te worden.  Hiervoor worden het pompgemaal “De Seine” en de molen “Sint-Karel” ingezet.  Deze twee pompstations dienen de Moeren te vrijwaren voor overstromingen.

Zo kwamen we aan een volgend restant uit het verleden: het Douaneschuilhuisje De Moeren.

We lazen er de volgende verklarende tekst: “Nauwelijks bevolkt en grensoverschrijdend vormden de Moeren jarenlang een uitgelezen terrein voor smokkelaars of “blauwers”. Evenwel niet zonder gevaar, want de ‘kommiezen’ lagen natuurlijk op de loer. Door weer en wind en bij nacht en ontij trokken de douaniers er te voet of met de fiets op uit om de ‘blauwers’ in de kraag te vatten. Menig wandelaar en fietser zal beamen dat dit schuilhokje in de weidse moerenvlakte een ideale verpozing kon bieden en dat was natuurlijk ook zo voor de ambtenaren van de administratie der Douane en Accijnzen.  Men vond dergelijke geïmproviseerde aubettes (wachthuisjes) overigens aan beide zijden van de grens.

Het kommiezenkotje op de hoek van de W. Coberghestraat en de Noordmoerstraat is kort na de Tweede Wereldoorlog opgebouwd. Ten tijde van de velddienst per fiets fungeerde het als een controle- en observatiepunt met een uitstekend zicht over het gebied en op de grensovergang van de toenmalige Noordstraat (thans Noordmoerstraat). Het is overigens het laatst overgebleven schuilhokje van de drie die destijds gebouwd werden. Een uniek restant uit een tijd dat er nog grenzen waren.

Wij konden er met alle gemak passeren, immers in de “kommies” die het kotje bewoonde, zat er niet al te veel leven.  Toch maar een saaie job om er al decennia lang als een soort vogelschrik te moeten fungeren en het leven aan zich te zien voorbijgaan.

We waren nu al een goeie drie uur onderweg en weldra kwamen we aan onze laatste stopplaats.

Een luttele honderd meter verwijderd van de fietsroute, helemaal verscholen tussen het groen, werden we verwelkomd door Edgard op zijn kasteel Sinte Flora.

We mochten plaatsnemen aan de achterkant van het kasteel bij de Orangerie en met zicht op de kasteeltuin en – vijver.

Nadat Edgard ons de drankjes had gepresenteerd, deed hij zijn verhaal.

Na jaren van leegstand kocht hij samen met zijn zoon het kasteel aan, begin 2017.

Een domein vol geschiedenis, want Koning Albert I en zijn vrouw Elisabeth verbleven hier een jaar tijdens WOI. De vorige eigenaars hadden het historische pand voor meer dan een miljoen euro beginnen te restaureren, maar gingen met hun bedrijf over de kop.  Toen Edgard en zijn zoon Sinte Flora voor het eerst bezochten, was er nog maar weinig over van de oorspronkelijke grandeur van dit kasteel dat in 1851 in neoclassicistische stijl werd opgetrokken.

Edgard vertelt: Het onkruid stond metershoog in de tuinen, de ruiten werden overwoekerd door klimop en het regende op verschillende plaatsen even hard binnen als buiten. Het terras waar we nu zaten was indertijd bedekt met een 30 cm dikke grondlaag.

We mochten even in de verschillende ruimtes beneden rondneuzen en waren wel onder de indruk van wat Edgard in die paar jaren allemaal had gerealiseerd. De Orangerie herbergde een grote receptieruimte, daarnaast een feestzaal in het bijgebouw.  De vertrekken daarachter waren ingericht in de oorspronkelijke stijl met authentieke meubels en schilderijen uit de 19e eeuw.

De ruimtes boven hebben we niet bezocht, zo ver riskeerden we ons immers niet.

Spijtig genoeg lagen tijdens de coronaperiode alle feesten en recepties stil.  Edgard hoopt om zo spoedig mogelijk weer die draad op te kunnen nemen.

Sinte Flora, zeker een bezoekje waard.

Daar realiseerden we ons echter dat er eentje ontbrak.  We waren zo druk bezig met Edgard en het kasteel, dat we niet in de mot hadden dat Philippe verdwenen was.

Blijkbaar was hij bij een plaspauze onze groep uit het oog verloren en omdat wij van de fietsroute afgeweken waren om het kasteel te bezoeken, fietste hij regelrecht verder naar onze eindbestemming in Beauvoorde.  Daar vonden we hem terug op het terras van een plaatselijk dorpscafé.

We konden hem nog troosten met de woorden, dat zijne cafébaas toch wel veel knapper was dan die van kasteel Sinte Flora.  Eind goed, al goed.

Het was een heel interessante fietstocht doorheen een toch wel onbekend stukje West-Vlaanderen met her en der verborgen pareltjes. De moeite waard om te doen.

Met nog een tiental uitgehongerde fietsers sloten we ons dagje De Moeren af in het stemmige restaurant De Reygaerd in Avekapelle.