Die zondag 13 september, een eerste belofte aan het nazomertje van 2020. We verzamelden met 22 man aan het kleine vuurtorentje in Heist, op het einde van de Zeedijk.
Geen onaardig aantal deelnemers voor deze activiteit tijdens de huidige corona-periode.
Onze twee gidsen, Luc en Omer, hadden we al gespot, ietsje verder aan het begin van het natuurgebied. Inderdaad twee gidsen, immers elke groep mocht maar uit maximum 15 man bestaan. Voor een rondleiding is dat eigenlijk optimaal en daarom verdeelden we ons volkje in twee groepjes die beide een andere richting uitgingen.
Een rondleiding valt of staat met een goede gids. Onze twee metgezellen waren zeker o.k., maar op het einde had iedereen toch een beetje hetzelfde gevoel, nl. een beetje oververzadigd te zijn van de vele planten- en diersoorten die vernoemd werden. Op zich wel goed, want wie had ooit gedacht, dat op dat kleine stukje natuurgebied zoveel fauna en flora zou voorkomen. Moesten we zonder gids erdoor gelopen hebben, we hadden het meeste over het hoofd gezien.
Waarschijnlijk zullen ze alle twee ongeveer wel hetzelfde gezegd hebben, weliswaar in omgekeerde volgorde. Hierna volgt het verslagje zoals Luc ons zijn toelichting gegeven heeft:
We staan hier aan de Baai Van Heist, eigenlijk geen echte baai, maar een aanvulling van zand rond de grote dam. Het gevolg was, dat hier een grote vlakte ontstond die bij de mensen niet zo gegeerd was. Vanaf de strandkotjes aan de Zeedijk was het daardoor een kleine 20 minuten gaans tot aan de laagwaterlijn.
Daarbij werd er onder het zand nog een pijpleiding gelegd voor Fluxus. De aannemer diende na de werken alles in zijn oorspronkelijk staat te herstellen, maar zag het niet zitten om het afbraakmateriaal te verwijderen. Hij groef dus een diepe put aan de zeekant, met de gedachte, als het water zou opkomen, alles in die put zou glijden. Wat ook gebeurde. Zand erover, maar ja, het gevolg is ook, dat je er gemakkelijk in kunt zinken. Luc vertelde dan over de 2 nonnetjes, in de jaren zeventig, ze hadden het niet gezien, dat er ginder een gevaarlijk stuk lag en zijn er dus ingesukkeld. Het lukte niet om ze er met de brandweer uit te halen en uiteindelijk moest de helikopter eraan te pas komen. Een onvoorziene Hemelvaart.
Als gevolg daarvan heeft men er palen gezet waarachter niemand mocht komen. Dat was de ideale gelegenheid voor de vogels om te daar broeden, o.a. ook voor een paar hele zeldzame soorten, volgens Luc een unicum op wereldvlak: de Dwergstern en de Strandpluvier.
De nonnetjes waren dus de oorzaak van het begin van het natuurgebied. Het is tot op dit ogenblik het enige strandreservaat in België. We hebben 64 km kust en slechts 500 meter is er voor de natuur gereserveerd.
Luc vroeg ons, zijn er van die moderne mannen bij jullie die kunnen koken? Iedereen zei natuurlijk volmondig ja. Blijkbaar horen wij dus bij de moderne mannen 😉
Hij koos twee personen uit (Jan O. en Jan H.) die op een bepaald kruid moesten kauwen, heel fijn, en daarna pas doorslikken. Het had een pikante, peperachtige nasmaak. Luc vertelde dan, dat zij nu een lichtgiftige plant hadden ingeslikt. Heel veel planten zijn in feite giftig. Je proeft het niet in je mond, maar je wordt het pas gewaar wanneer je het doorslikt.
Paddenstoelen bv. zijn natuurlijk heel lekker, o.a. ook de Groene Knolamaniet, een van de meest giftige paddenstoelen ter wereld. Eerst word je niets gewaar tot een kleine 14 dagen daarna, maar dan is je lever volledig naar de “wippe”.
Luc wees ons dan een plant aan en vroeg ons wat dit was. Natuurlijk wist iemand uit onze groep dat dit een aspergeplant was. En inderdaad, de asperge is een duingewas, omdat deze gedijt op een zandige ondergrond.
Verder nog een heel giftig en dodelijk plantje. 15 Jaar geleden stond dit hier nog niet, maar is nu reeds in heel België te vinden. Van Zuid-Afrikaanse oorsprong en het bevat blauwzuur, het Bezemkruiskruid. Het inlands kruiskruid is hier ook en dat is even giftig.
Dieren blijven er instinctief af. Enkel als het gehooid en gedroogd moest worden, kan het door het vee opgegeten worden, omdat ze het dan niet meer herkennen, met alle gevolgen van dien.
Luc wees ons verder nog op het Helmgras, dat zeer goed tegen de droogte kan. Het heeft dezelfde eigenschap als rogge, nl. dat het een heel klein zwammetje laat groeien in zijn vruchtaren. Dit kleine zwammetje is zo dodelijk giftig, dat in de Middeleeuwen hele dorpen eraan ten onder gingen. Dit is het Moederkoren, precies een klein zwart zaadje tussen de aren van het Helmgras.
Volgens Luc is dit de natuurlijke LSD. Minimale hoeveelheden worden gebruikt in de geneeskunde.
We kwamen nog een exoot tegen, nl. de Aziatische Rimpelroos, zou zeer lekker ruiken.
In de verte zagen we een natuurlijke opening in de duinen. Dit noemen we een zwin. Het Zwin in Knokke is dus geen unicum. Een Mui is ook nog zo’n fenomeen aan de kust. Je hebt namen zoals Sint-Anna-Ter-Muiden, Arnemuiden ; je hebt een aantal zandbanken aan de kust, het water komt binnen, hoopt zich daar achter op en stroomt er langs één klein kantje weer naar buiten, dat kantje noemt men een Mui.
Luc wees ons nog op het Zeepkruid. Zeepkruid bevat saponinen, ideaal om vet van je handen te kuisen. Verder zagen we op ons pad nog Melkkruid, dat op de overgang van zout naar zoet (water) groeit. Ook de vele slakjes op de planten vielen ons op. Dit waren zandslakjes die langs de steeltjes ophoog kruipen, omdat het daar frisser is. Op de vraag of hier ook zeekraal was, wees Luc in de verte: de meest nabije grijsgroene strook was het Kleine Schorrenkruid, de donkergroene strook erachter was Zeekraal. Het eerste is heel giftig, het tweede is eetbaar.
We zagen ook een omheining staan. Het was ooit de bedoeling om daarachter schapen te zetten voor de begrazing, maar dat was geen succes. De omheining hield de schapen niet tegen en daarbij waren ze ook niet veilig voor de vossen.
We spotten de mooie gele bloemen van de Theunisbloem. Daarnaast de jonge rozetjes die het volgende jaar bloem zouden dragen, een tweejarige plant, dit jaar groeien, volgend jaar bloeien. Verder nog de Duindoorn, met zijn oranje besjes, vol vitamine C en ook met een beetje alcohol, dat ook door de vogels geapprecieerd wordt. We kennen allemaal wel onze inheemse Ligusterhagen. Wel hier stond ook Wilde Liguster. Het verschil met de ons bekende soort is, dat de blaadjes van de wilde langwerpig en scherp zijn.
Dan kwamen we aan op het strand. 90% Van de schelpen die je er vindt, zijn fossielen, maar er zijn er natuurlijk ook een aantal recente, zoals bv. de Japanse Oester. Ook weer een exoot. Op de vraag of deze eetbaar is, raadde Luc het toch af om dit te doen, wegens de zware metalen die hier in de omgeving van de haven van Zeebrugge aanwezig zijn.
Verder nog de Kokkel, een schelpensoort die hier in het slib leeft. Wel eetbaar, vooral in de Paella’s in Spanje.
Luc leerde ons nog de linker- en de rechterklep te onderscheiden bij twee schelpenhelften: je houdt het schelpje met de top naar boven, aan de binnenkant zie je aan weerszijden twee vlekjes, de spierindrukken, daar waar de spieren vastzaten. Je ziet dan ook hoe groot het beestje, was aan de mantellijn. En dan zie je nog een “inbochting”. De kant waar dit zit, bepaalt de linker of rechterklep.
We vonden ook hier en daar een fossiele oester. Je zag er overal kleine gaatjes in, gemaakt door wormpjes die in de kalklaag van de schelp boren om er bescherming te zoeken, o.a. ook door boorsponsjes, die er houvast in vonden, een perfecte recyclage.
Het kan niet op, Luc legde ons nog het verschil uit tussen een Amerikaanse boormossel en een inheemse. De onze is veel ingewikkelder. Een Amerikaanse heeft maar twee klepjes, de onze heeft er drie. Schelpen worden ingedeeld volgens hun stadia van ontwikkeling, de keverslakken, de twee-kleppigen, de stoottanden, de buikpotigen, zoals de gewone slakken, en als laatste hebben we de inktvissen. Daar zit de schelp van binnen, nl. dat witte schuimpje. Als een inktvis dat vult met water, wordt ze zwaarder en gaat ze naar beneden, of ze pompt het eruit en kan ze naar boven. Het schuimpje dient daarvoor, maar natuurlijk ook voor de stevigheid.
Dit werd vroeger ook gebruikt bij edelsmeden. In de juweliersschool wordt nog steeds de techniek aangeleerd om die schuimpjes te gebruiken als mal. Men kan er een bepaalde vorm insnijden en vervolgens vullen met vloeibaar goud of zilver. Op die manier kan men juweeltjes maken. Deze techniek wordt niet meer gebruikt omdat er te veel verlies op zit, maar wordt toch nog steeds aangeleerd.
Luc liet ons nog een haaientand en een roggetand zien, fossielen die hier ook gevonden worden. We zagen ook turf her en der verspreid liggen over het strand, een product afkomstig van samengeperst veen en vroeger gebruikt als brandstof.
Daar kamen we ook de tweede groep tegen, maar na slechts een hele korte verbroedering, gingen we weer uit elkaar.
We waren weer in de “bewoonde” wereld aanbeland en spotten daar andere fauna op het strand, met name de zonnekloppers die in de beschutting van lage duintjes van de laatste zonnestralen genoten. We voelden ons daar wel een beetje als vreemde eenden in de bijt. Een strand wordt immers toch gebruikt om te zonnen en niet als onderzoeksterrein? Maar ja, er lag geen enkel exemplaar dat de moeite was om verder te bestuderen en we sloegen daarom terug een rustig paadje van het natuurdomein in.
Daar gaf Luc nog zijn uitleg over de Blauwe Zeedistel: deze behoort echter niet tot de distelfamilie, maar is eigenlijk een schermbloemige. Hij groeit op de stroken waar de zoute, vochtige lucht van de zee neerslaat op de duinen.
Verder gaf hij nog een demonstratie, die de andere gids, Omer, waarschijnlijk ook gegeven heeft, nl. wat water gieten over “ingeslapen” Sterrekruid. Dadelijk gingen de groene kroonblaadjes open. Quel miracle!
En zo waren we aan het einde van onze tocht gekomen en Luc aan het einde van zijn Latijn.
We bedankten hem voor zijn kundige gidsbeurt en haastten ons de andere groep achterna die al een heel tijdje voordien een natje was gaan zoeken op de Zeedijk.
Wij vonden er ook eentje, ietsje verder.
Natuurlijk hadden sommigen zin om nog een restaurantje mee te pikken. Nog met 10 man vonden we een plaatsje in de herberg @ Sea1.
Sommigen namen een Bouillabaise, anderen dan weer garnaalkroketten of een visschotel, om in de sfeer van de zee te blijven.
Het was een mooie afsluiter van weer een geslaagde activiteit.
Nadien wandelden we over de Zeedijk terug richting auto’s.
De lichten van de haven van Zeebrugge wierpen een zachte gloed over de golven, het strand en natuurlijk ook over het nabijgelegen natuurreservaat in de Baai van Heist, daar waar we een paar zonnige uren geleden nog vrolijk rondliepen. Nu benadrukte de schemering de stilte van de avond.
Een ideale plek om afscheid te nemen.
Tot een volgende!
Terugblik 2020
Zondag 16 augustus 2020 – 14 uur – Fotozoektocht met de fiets
Die zondag in augustus 2020, putteke zomer, onze eerste echte activiteit na de lockdown sinds maart, maar nog steeds tijdens de coronacrisis, waaraan we op dit ogenblik nog steeds geen einde zien.
Met 13 man verzamelden we daar aan Café De Karekiet in Waregem, Bessemstraat 20.
Natuurlijk met mondmasker in de aanslag.
Iedereen kreeg een vragenblad mee waarop de foto’s afgebeeld stonden, die de deelnemers moesten vinden tijdens de rit en natuurlijk met daarop ook de knooppunten vermeld.
Een eerste groep met Gino, Christophe, Jan O, Francis, Noël en Philippe ging al van start. Nadien volgde de tweede groep een kwartiertje later met Jan H, Kurt, René, Patrik, Pieter, Alain en ondergetekende (Rob).
De eerste vraag was een weggevertje, in welke straat vind je dit (aardbeien). Natuurlijk in de straat waar we vertrokken, de Bessemstraat. En verder reden we, omhoog, de E17 over, richting Karmel. Zoals de naam zegt, vroeger een Karmelietenklooster, nu een woonzorgcentrum.
Al dra kwamen we de tweede vraag tegen, welke dieren vind je in mijn voortuin? Je kon er niet naast kijken, twee grote leeuwen bewaakten de voordeur van de statige villa. Ik zou ze niet willen schoonmaken.
Verder via talloze kapelletjes dienden we de Waregemseweg over te steken en het waren de hekkensluiters Kurt en Patrik die de volgende foto vonden, nl. welke heer wordt hier vermeld (bij d’Oude Stokerij). Zijn naam was Hector Plancquaert, een Vlaams voorvechter, activist, schrijver, politicus en journalist (Wortegem, 21 december 1863 – Outer, 3 juni 1953). Ja, je kon indertijd nog volop cumuleren.
Als volgende foto had je een dakkapelletje, maar zoals iedereen weet, zijn deze in ons Vlaamse landschap talrijk vertegenwoordigd. Gelukkig werd het juiste gevonden bij de watermolen van Anzegem. Inderdaad water, want daar moesten we een beetje gaan schuilen voor de bui die over onze hoofden kwam. Maar goed dat we even gewacht hadden, want er passeerde een niet onaardig lopertje, ontbloot bovenlijf, bruin getint, wapperende manen. De vorige ploeg had deze ook al gezien, maar dan mét T-shirt.
Verder ging het, langs de giraffen op een huisgevel, opnieuw de autostrade over waar we de alom gekende cycloop op de E17 mochten bewonderen. Deze reus uit polyester, 10 meter hoog, is een kunstwerk van de gekende Italiaanse kunstenaar Marco Boggio-Sella en staat voor het heftruckbedrijf H&M International in Waregem.
In 2012 werd hij vernield na een brand, die aangestoken werd. De dader of daders werden nooit gevonden. Het kunstwerk veroorzaakte daarvoor al controverse omdat het volgens het agentschap wegen en verkeer (AWV) de aandacht van automobilisten op de snelweg afleidde.
De volgende vraag ging over het drama van Nieuwenhove waar in 1918 vijftien spelende kinderen en één voorbijganger het slachtoffer werden van een onontplofte obus waarmee ze aan het spelen waren.
Dan was het tijd voor onze eerste en enige pitstop, nl. bij het Goed te Nieuwenhove, Eén van de belangrijkste hoeves van Waregem. Het vormde het centrum van de gelijknamige Middeleeuwse heerlijkheid en gaf zijn naam aan de wijk tussen het centrum van Waregem en Deerlijk. De huidige hoevegebouwen gaan terug tot de 18de eeuw.
Nu is er het Gaverhopke gevestigd, een brouwerij met brasserie. Daar kwamen we onze eerste groep tegen, die zich te goed deed aan de lokale bieren en ijscoupes 😉
De coronamaatregelen respecterend, gingen wij er een eindje van zitten en genoten eveneens van de huisgebrouwde kriekbieren, donkere Black Mamba’s, ofwel een fruitsapje of een cocktailtje zonder alcohol. Het was daar zalig genieten op het uitgestrekte gazon en met genoeg ruimte tussen de andere bezoekers.
Verder ging het nadien, langs een farao die de grens met Desselgem bewaakte en een stenen paard langs het hek van ’t Withof. De brievenbus met de wit-zwarte kleuren van een koe werd niet gevonden, waarschijnlijk reeds op stal gezet.
Langs de route kwamen we een aantal getuigen van het rijke vlasverleden van de streek tegen, nl. verlaten en vervallen roterijen, betonnen bunkers waarin het vlas vroeger geroot werd. Hier en daar wordt er een poging gedaan deze te restaureren en een ander functie te geven. Dat de KAJ in jeugdhuis ’t zwemb@ zat, was ook vlug gevonden. Maar dat er op een bepaald punt 4 fietsroutes starten en geen 2, wist enkel groep 2 te vinden. Roger Desmedt won in 1946 de grote Prijs André Defoort, dat wist ook iedereen te noteren.
Dat een boerderij op een plakkaat 9 raampjes telde, vond dan weer enkel groep 2.
Dat de tulpen op een ijzeren hek, sinds de laatste fietstocht geplukt waren, konden we niet voorzien, maar er waren er wel degelijk 4.
Verder ging het naar Beveren aan de Leie, waar we langs het Goed te Beaulieu fietsten, idyllisch gelegen langs de Leie. Een merkwaardige hoeve met een zeer oude geschiedenis die teruggaat tot de 5e of 6e eeuw. Door de historische, landschappelijke en ook wel architecturale kwaliteiten belandde het Goed te Beaulieu midden 2011 op de lijst van voor bescherming vatbare monumenten en/of stads- en dorpsgezichten. Sinds 20 december van dat jaar is de site definitief een beschermd monument. Het goed lag er echter maar verlaten en een beetje verwaarloosd bij.
Dan verder langs de Leie, doorheen lommerrijke dreven terug richting Waregem.
De “waterhoek” werd dan wel door de eerste groep gevonden en zij vonden ook de 12 witte streepjes boven een deur.
De knuffelzone vond ook iedereen en de hippodroom van Waregem was ook niet te overzien.
Als toemaatje fietsten we de laatste honderd meters dwars door een paardenmanege.
De paardjes hadden juist hun ritjes gedaan en werden door hun berijders verzorgd en klaargemaakt voor transport naar hun vertrouwde stal. Het had wel wat, die in het wit geklede jockeys, strak in hun ruiterbroek met de vuile plekken op de juiste plaatsen. De ganse bedrijvigheid juist na de inspanning, de geuren en de geluiden van de paarden, de stallingen, de paardenmest alom, het commentaar van de jockeys, het geheel ademde een atmosfeer van oermannelijkheid uit en een even ontsnappen aan de geplogenheden van de “normale” maatschappij. Inderdaad, een heel eigen wereldje, je kon een zweem van fetisjisme niet ontkennen.
Enfin, we waren terug bij ons startpunt, het café de Karekiet.
Daar werden de punten geteld en we eindigen in een ex aequo, elke groep had 16 punten. De doos celebrations ging dus naar beide groepen.
Van daaruit vertrokken de 10 personen die bleven mee-eten met de wagen terug richting Goed te Nieuwenhove, want we hadden aldaar voor het avondeten gereserveerd. Ook Martin kwam ons daar vervoegen.
De anderen haastten zich naar andere afspraken …
In het avondzonnetje genoten we opnieuw van de streekbiertjes en dito maaltijden.
Ja, het was lang geleden, dat we nog met onze groep konden samenkomen. Iedereen genoot dan ook terug van elkaars aanwezigheid en van het groepsgevoel. We zijn immers intussen geen onbekenden meer voor elkaar en dat schept toch wel een zekere band.
Daar namen we dan ook weer afscheid van elkaar en in het avondgloren reed iedereen, moe maar voldaan, weer huiswaarts.
Vrijdag 17 juli 2020 – Film : été François Ozon
Onze eerste activiteit na Covid-19, of beter gezegd, misschien juist voor de tweede golf, was de film “été ‘85” van François Ozon.
We waren met 14 personen van Liever Gelijk die verspreid over de zaal, én met mondmasker aan, van deze prille film gingen genieten, want pas uit op 15 juli. Later kwam Martin ons nog vervoegen op het terras van ’t Eilandje.
Voor velen deed deze film terugdenken aan hun jeugd midden de jaren ’80. Bepaalde scènes waren heel herkenbaar in het liefdesverleden van sommigen onder ons.
Twee jongens leren elkaar kennen in een Frans badstadje, Alex en David. Zij beginnen een passionele verhouding. Maar voor Alex was zijn liefde voor David toch anders dan David hun relatie zag. Voor Alex was David zijn enige en grootste liefde. David stelde zich niet tevreden met slechts één persoon en wilde zoveel mogelijk de wereld en de liefde verkennen.
Na een ruzie over een zijsprongetje van David met een Engels meisje, Kate, rent Alex in alle colère naar huis. David reageert zich af door op zijn moto te gaan rijden, tamelijk roekeloos, en krijgt een dodelijk ongeval.
Alex is ontroostbaar en wil Davids lichaam nog een keer zien. Davids moeder geeft hem de schuld van de dood van haar zoon en houdt de boot af.
Kate helpt Alex in zijn rouwproces. Zij zegt hem, in feite was je niet verliefd op David, maar op de jongen van je dromen achter dat lichaam en dat gezicht.
Alex heeft echter aan David moeten beloven, dat als een van hen zou komen te overlijden, de ander op diens graf moet gaan dansen. Zo geschiede. De scène op het kerkhof, met de muziek van Rod Stewart “I am sailing”, was zeer aangrijpend.
De film is dan ook een adaptatie van het boek “Je moet dansen op mijn graf” van Aidan Chambers uit 1982.
Eté ’85 is echt een aanrader, niet enkel doordat deze zich in 1985 situeert, met alle kenmerken zoals de kleren, de kapsels, de auto’s en de stijl van die tijd (geen gsm’s, maar wel telefooncellen), maar ook door de manier waarop Ozon de jongens(lichamen) afbeeldt.
Het einde is er dan ook eentje waarop Alex het verleden achter zich laat en opnieuw toekomstperspectief krijgt. De film eindigt met de zin: ‘Het enige wat telt, is op de een of andere manier ontsnappen aan je geschiedenis.’
Nadien werden we verwelkomd door Dirk van het Eilandje die zo vriendelijk was om ons op broodjes te trakteren.
Buiten gezeten, genoten we nog na van de film, van de avond en van al het schoons dat voor onze ogen voorbij flaneerde 😉