Daar waar het Sint-Pietersbrugje stond en weer zal staan.
Daar bij de plaats van dit beschermde oude ophaalbrugje liet Rob ons als wereldreiziger van op verre afstand verzamelen, onder een wisselend bewolkte hemel, in het geografische midden van Zwevegem. We waren met een ruime groep bekende en nieuwe gezichten van Liever Gelijk. Gids Bavo, die bij aanvang in alle enthousiasme, door sommigen ‘per abuis’ meegenomen werd in de traditionele ‘kusjesdans’, zou ons leren dat het om een rijk gebied gaat.
Rijk aan geschiedenis, landschapswaarde, en aan natuur.
Bavo De Clercq, notabele Zwevegemse heteroburger wel te verstaan, voorzitter van Natuurpunt Zwevegem, bracht ons naar vele hoeken in dit landschap op het interfluvium tussen Schelde en Leie, en legde het ons, braaf en volgzaam publiek, als oud-leraar allemaal piekfijn uit:
hoe het landschap vroeger werd gedeeld door scheepslui wiens boten vaak op het kanaal Bossuit-Kortrijk door paarden dwars door de kanaaltunnel ‘de Souterrain’ getrokken werden, door treinreizigers richting Ronse, Doornik, of Noord-Frankrijk (de ‘trimaars’ op zoek naar werk), door kleiontginners en pannenbakkers van de nabijgelegen fabriek, en door landbouwers met paard en kar op hun akkers.
En hoe het er allemaal evolueerde tot wat er nu leeft en te beleven valt.
Onderweg kregen we tips mee over hoe we zelf op onze eigen grond iets voor de biodiversiteit kunnen betekenen. Wat op grotere schaal in natuurgebieden gerealiseerd wordt, kan met dezelfde inzichten en technieken vaak ook in eigen tuin, als we kiezen voor streekeigen beplanting, als we kunnen leven met hier of daar een minder strak of clean hoekje. O.a. vogels, vlinders en egeltjes zullen ons enthousiast bezoeken.
Bavo leidde ons rond over trage wegen en wegels met verschillende soorten ondergrond, over en langs prachtig natuurlijk ontwikkelde oude spoorwegbermen, onder de zwarte brug die door de stoomtrein gekleurd werd, over de afgedankte smalspoorbrug die beide taluds van het kanaal verbindt, en zelfs over een heuse ‘trekweg’… Neen(!), van waarop ooit de schepen voortgetrokken werden. Hoewel, oude Zwevegemnaren mij ook vertellen over de Souterrain als ideaal (donker) afspraakplekje voor koppeltjes. We stapten door jong en ouder bos, door een boomgaard, over grasland, langs poelen en rietkragen, soms laag ingesneden in het landschap, dan weer hoog met uitzicht op het mooie gevarieerde ommeland.
Laag, daar waar de oude spoorwegberm nu een verboste holle weg vormt, en op die trekweg langs het kanaal waar eertijds de Souterrain als kanaaltunnel onder de grond verdween. Toen de vaart moest verbreden, werd de hele heuvel of ‘kleikop’ afgegraven en langs de westelijke kant gegooid waarop nu het Orveytbos groeit.
Op de unieke vaarttaluds die zo ontstaan zijn, ontwikkelden zich unieke orchideeën waaronder de bijenorchis, die profiteren van de gepaste mengeling van klei en kalk die deze zeldzame grond hen biedt. Geen schijn van kans op succes trouwens als je illegaal orchideeën van hieruit naar je tuin zou willen verhuizen, wegens de bij jou ontbrekende gepaste ondergrond met bijhorende schimmels en bacteriën.
Hoog, daar waar het Orveytbos is ontstaan op de opgevoerde kleigrond van de weggegraven heuvel ernaast. De aanwezige hazelworm – orvet in het Frans – leent er zijn naam aan het bos. We onthouden van hem dat hij zijn staart afstoot als die beetgenomen wordt, de sukkelaar! Hij krijgt er wel een nieuwe.
Het gebied kent een afwisseling van verbossing, struweel, open plekken en poelen. Het waarborgt een rijk en gevarieerd natuurlijk leven. Op de randen geniet je van mooie uitzichten, zoals op het Martagnebos. Tussen beide bossen worden pogingen ondernomen om die ecologisch te verbinden met hagen, ruigtes en andere kleine landschapselementen. Op deze heuvel vindt je ook een meetstation voor luchtkwaliteit. Regelmatig komen minder positieve berichten hiervandaan wegens de nabijgelegen metropool Rijsel-Kortrijk.
Niet alleen wij tonen belangstelling voor het waardevolle gebied. Vanuit Frankrijk hebben ook reeën en eekhoorns dit habitat herontdekt. De mooie kamsalamander vindt hier al iets langer een woonplaats.
Daarentegen zijn andere soorten als zomertortel en nachtegaal jammerlijk verdwenen. De pony’s die men er aanvankelijk liet grazen zijn met vervroegd pensioen gestuurd wegens te gulzig voor belangrijke plantensoorten. Van een gestorven exemplaar vergat men met opzet het kadaver te verwijderen als lekkernij voor de buizerd en vele andere levende lekkerbekken. Zo ging dat toch vroeger in moeder Natuur?
De ietwat versnipperde natuurgebieden zijn eigendom van Natuurpunt of ANB (Vlaamse overheid) en worden vooral door vrijwilligers beheerd. Een extra ploeg van Natuurpunt, een vorm van sociale tewerkstelling, zorgt soms voor versterking.
Het is met opzet dat ze bos afwisselen met open plekken en poelen. Het is vooral de bosrand die biodivers is. Maaien en wegnemen van de grassen op open ruimtes zorgt voor verarming van de grond, wat een verrijking is voor het natuurlijk leven! Veel meer wilde bloemsoorten en paddenstoelen komen daardoor spontaan te voorschijn en lokken oneindig veel meer insecten, vogels, amfibieën en zoogdieren. En wij, die er komen van genieten. Je krijgt een kettingreactie!
De mens doet hier z’n best om de natuur te beschermen en te herstellen. Maar wat de mens op ruime schaal veroorzaakt laat zich ook hier al voelen. Ook dit natuurgebied raakt reeds uit evenwicht. De eerste klimaatvluchtelingen uit het zuiden zijn aangekomen: voor onze natuur onbekende insecten en planten. Andere krijgen daardoor minder kansen. De uitersten van hitte, lange droogtes en dan weer teveel water brengen bomen in stress waardoor ze overreageren en zelfs omvallen of afsterven.
Het idee van ‘elk dorp z’n eigen industriegebied en verkaveling’ zorgt voor extra verkeer door dit nochtans Europees beschermd gebied.
Tegen het einde van de wandeling leidde gids Bavo ons het Orveytbos uit richting de oude, smalle vaartarm. Omdat deze langs één kant verbonden blijft met het kanaal vormt dit water nu een ideale paaiplaats voor vissen. Sommigen hebben deze plek echter ook ontdekt voor het dumpen van waterhuisdieren waar men vanaf wil. Ze vormen een risico op ontregeling maar gelukkig kunnen de exotische waterschildpadden zich door het koude water (nog) niet voort planten. Afwachten of dit zo blijft in tijden van klimaatopwarming.
Onze tocht kende zijn aankomst waar hij gestart was, met applaus voor gids Bavo, daar waar het Sint-Pietersbrugje stond en weer zal staan, wanneer men op verplaatsing klaar is met de restauratie. Zeker nog eens komen kijken dan!
Ondertussen was de hemel steeds dreigender geworden, maar liet ons geduldig, op enkele druppeltjes na, onze boeiende tocht droog beëindigen. Des te meer gingen de hemelsluizen open toen we bewust zelf voor iets nats kozen, op café aan het Theophiel Toyeplein in Zwevegem. Enkele fietsers, huiswaarts richting Heestert, zullen het ongetwijfeld geweten hebben. Wie weet zullen ook enkele bomen door deze hevige ‘vlaag’ nog wat meer in stress geraakt zijn.
Tekst: Bart De Clercq Foto’s: Patrik Boone
Terugblik 2019
Zaterdag 14 september 2019 – Bezoek aan het RED STAR MUSEUM Antwerpen
Die zaterdag 14 september was het een heerlijk nazomer weertje en met 21 Liever Gelijkers gingen we weer de gay capital of Belgium onveilig maken.
Het was reeds van 21 juni 2014 geleden dat we de route van de landverhuizers vanaf het Centraal Station naar de Schelde hadden gedaan. In het Red Star Museum waren we toen niet geraakt. Het museum opende in 2013 en werd reeds na 5 jaar in 2018 gerenoveerd.Ideale gelegenheid om het dit keer eens onder de loep te nemen.
Omdat we met meer dan 15 waren, dienden we noodgedwongen 2 gidsen te nemen. Eén groepje ging met Dirk mee, het andere met Micheline.
Hier volgt het verhaal van Micheline.
Zij leidde ons eerst naar een grote foto, één van de weinige van de binnenkant van het gebouw en opgesteld op de plaats waar deze genomen was.
Diegenen die hier kwamen, waren allemaal 3e klas reizigers. Op de 1e en 2e klas reizigers werd geen controle gedaan, die mochten zo de boot op. Maar de 3e klas reizigers hadden hoofdzakelijk in onhygiënische toestanden gereisd toen zij in Antwerpen aankwamen en daarom moesten én zij, én hun kleren, én hun bagage ontsmet worden. Vervolgens was er ook nog een medische controle en dan nog een administratieve controle. En als dat alles achter de rug was, konden zij ook vertrekken, als ze het ticket konden betalen, natuurlijk.
In 1893 komt het eerste gebouw, waar we ons op dat ogenblik bevonden. Tot dan toe gebeurden de controles gewoon aan de kade. De dokters stonden te kijken of er niemand serieus ziek uitzag of het een of ander gebrek vertoonde. Die werd er dan tussenuit gehaald, maar voor de rest werd er toen weinig gecontroleerd. Maar toen de Amerikaanse regering steeds strengere eisen begon te stellen, had men extra accommodatie nodig en werd dit eerste gebouw opgericht. In 1921 werd het gebouw ernaast bijgebouwd.
In vergelijking met Ellis Island was dit maar een klein stationnetje. En toch zijn er hier nog 2 miljoen mensen gepasseerd.
Er werden geen vragen gesteld, waarom je wou vertrekken, maar je moest wel gezond zijn, anders mocht je niet mee.
Anders dan tegenwoordig waar iedereen naar het hoe en het waarom wordt gevraagd. En je moest natuurlijk ook geld hebben, minstens 50 dollar om Amerika binnen te mogen en je moest je reis kunnen betalen.
In een ruimte waar nu modellen van schepen stonden opgesteld, bevonden zich vroeger de stoommachines voor de ontsmettingstoestellen en voor het warm water voor de douches.
Het verhaal van de Red Star Line begon in 1872 in Philadelphia waar de International Navigation Company werd opgericht en die hoofdzakelijk in olie handelde. Men wou olie van Amerika naar Europa brengen en passagiers mee terug nemen. Daarom wou men hier een vaste stek hebben en personeel aanwerven, omdat dat hier goedkoper was dan in Amerika.
Men koos ook voor Antwerpen omdat dat centraal gelegen was en in 1872 werd Sanba opgericht (Société Anonyme des Navigations Belges et Américaines). Men kiest echter in de omgang voor een gemakkelijker naam en omdat de International Navigation Company een rode ster in het vaandel draagt, is die vlug gekozen.
In deze ruimtes hingen ook nog originele affiches van de Red Star Line. Je kunt er de bestemmingen op aflezen. Je ziet er ook de namen van de schepen en die eindigen allemaal op ‘land’: Finland, Kroonland, Belgenland, Zeeland ….
Alhoewel het in het begin ook voor een deel een Belgische firma was, is daar 20 jaar later niets meer van te merken en is het kapitaal louter Amerikaans.
Het eerste schip was een stoomboot maar had ook masten, omdat men niet genoeg steenkool kon meenemen om de overkant van de oceaan te halen.
Dit was eigenlijk een vrachtschip en niet geschikt om passagiers te vervoeren. Nadien kwamen er, ook op aandringen van de Antwerpse regering, betere schepen. Deze konden al 2000 passagiers vervoeren en 500 bemanningsleden en maakten de overtocht in 10 dagen, daar waar er vroeger maar 800 passagiers meekonden en de reis, meestal in lamentabele omstandigheden, veel langer duurde, dikwijls zo’n 6 weken!
Sinds de helft van de 19e eeuw was er een immigratiestroom op gang gekomen vanuit Europa, maar ook vanuit Azië en de Amerikaanse regering wou deze stroom stoppen.
Men moest dan natuurlijk andere inkomsten gaan zoeken en men begon zich dan te focussen op toeristen en zo kwamen er ook meer luxueuze schepen.
In 1929 was er de grote beurscrash in New-York met een wereldwijde crisis tot gevolg, tot in de jaren ’30. Men besliste dan dat alle buitenlands kapitaal terug naar Amerika moest komen en in 1934 was het gedaan met de Red Star Line in Antwerpen. Een aantal schepen werd nog opgekocht door een zekere Mr. Bernstein, een reder uit Hamburg, maar deze was Joods en toen de nazi’s aan de macht kwamen werden deze in beslag genomen. Sommige werden dan verkocht aan de concurrent, de Holland-Amerika-Lijn in Rotterdam.
Die lijn bestaat nog altijd.
In de volgende ruimte werd duidelijk dat migratie eigenlijk van alle tijden is. Van toen de eerste mensen uit Afrika kwamen tot de vluchtelingen van nu.Waarom vertrekken mensen eigenlijk? Wij hebben het hier goed en denken er niet aan, maar de situatie kan rap veranderen. In de 19e eeuw was armoede vooral een reden om te vertrekken. In het Meetjesland bv heeft bijna elke familie wel iemand die ooit vertrokken is, ook vanuit West-Vlaanderen. Verder had je ook Vlamingen die naar Wallonië uitweken om daar te gaan werken.
Indertijd was Amerika vragende partij. Men had de prairies schoongeveegd van de Indianen, deze verkaveld en de landrush kon beginnen. De aanlokking van Amerika was groot.
Dan kwamen we in de ruimtes van de persoonlijke getuigenissen en verhalen.
Micheline lichtte er een paar uit.
Eerst een moeder met 4 kinderen, de familie Moel uit Oekraïne. Passagiers op de Lapland in 1922. De vader ontbrak op de foto, want die was al naar Amerika. De jongste zoon Morris, toen 6 jaar, heeft zijn verhaal nog kunnen vertellen. Hem zagen we later terug in een filmpje uit 2016. Hij was toen 100 jaar.
Hij zag er nog goed uit voor zijne leeftijd.
Verder nog een foto van de familie Bobelijn, vader, moeder en dochter, afkomstig uit Assenede, voor hun huis in Molines in Amerika.
Hun dochter Irène Bobelijn heeft men ook opgespoord en teruggevonden in een verzorgingstehuis in Assenede, ze was toen 91. Een leuk detail, onze Kurt Bauters afkomstig van Oost-Eeklo, werd geboren in hetzelfde etablissement, maar dat was toen nog een Moederhuis. Hij heeft haar weliswaar nooit ontmoet, maar er toch veel over gehoord.
Zij reisde indertijd op 6-jarige leeftijd haar ouders achterna naar Amerika en had daar de hemel op aarde, mooie kleertjes, lekker eten. Vader werkte in een fabriek van John Deere, de machinebouwer. Maar op een gegeven moment gaan de zaken minder goed en vader moet de spaarcentjes aanspreken.
Hij besliste toen om terug naar België te komen. Ons Irèneke is dan 9 jaar en spreekt enkel Engels, het Vlaams is ze dan al vergeten.
In haar getuigenis in het filmpje zegt ze dan ook: “Thuis spraken mijn ouders Vlaams, maar ik kon geen Vlaams meer.” Ze had het die eerste jaren hier niet gemakkelijk, de mensen hadden immers andere gewoontes dan in Amerika.
Ons Irèneke, geboren in 1922, vertrekt dus in 1928 met de SS Lapland naar New-York, maar komt al in 1931 met de SS Pennland terug naar België. Het collectiestuk in het museum is de toenmalige, zeer luxueuze reiskoffer.
Ze heeft altijd heimwee gehad naar Amerika.
Micheline maakte ons ook attent op de foto van de zusjes Cohen, Bassia en Reza, uit Rusland. Zij waren met hun familie vanuit Rusland naar Antwerpen uiteindelijk 2 jaar onderweg.
Bassia vertelde indertijd: “Antwerpen is mijn favoriete stad, want ik heb daar voor de eerste keer een ijsje gegeten.”
Bassia Cohen was zo dankbaar dat ze naar Amerika kon komen, ze noemde zichzelf intussen Bessie, dat ze kleine vrijheidsbeeldjes begon te verzamelen. Ze had er een hele collectie van en begint die ook uit te delen. Het museum had later ook contact met haar dochter en deze wist zelfs niet dat haar moeder vroeger Bassia heette.
En dan nog Einstein, die reisde natuurlijk wel 1e klasse. Die is hier ook nooit binnen geweest. Einstein is indertijd wijselijk uit Hamburg vertrokken, toen de nazi’s zijn huis hadden doorzocht. Hij kwam naar België, want hij kende de familie Solvay. In De Haan aan zee krijgt hij een villa ter beschikking. Maar na doodsbedreigingen van de nazi’s vertrekt hij via Londen naar Amerika, waar hij als professor aan de universiteit van Princeton is blijven werken tot aan zijn dood.
Micheline toonde ons ook een groot schilderij met als titel “Landverhuizers”. Haar enige commentaar daarop was, dat dit niet realistisch was.
Als je zeker wou zijn van je reis, nam je een betrouwbaar reisagent onder de arm. Die regelde de reis, van vertrek- naar eindpunt. Onderweg kon je immers mensen tegenkomen met minder goede bedoelingen, die je bv valse tickets konden aansmeren.
Als je bv vanuit Warschau vertrok, had je een treinreis over Berlijn tot in Antwerpen. Je had er ook een hotel nodig om te verblijven, want de boten vertrokken niet elke dag. Dan de boot tot in New-York en als je dan nog verder ging, nog eens een treinreis naar de definitieve bestemming.
Alleen de 3e klas reizigers kwamen toe op Ellis Island voordat ze Amerika binnen mochten, of teruggestuurd werden …
En wat kostte nu zo’n ticketje, want David wou dat al weten van in het begin van de rondleiding en zat blijkbaar op hete kolen.
Micheline verloste hem uit zijn lijden en vertelde ons dat zo’n ticket, enkel voor de overtocht, anno 1900 voor de 3e klasse, zo’n 1000 Euro kostte. Dat is nu nog veel. Toen moest je daar 3 maanden voor werken. Niet te vergeten, dat je ook tickets nodig had voor de rest van de familie. Meestal ging de vader voorop naar Amerika om daar te werken en te sparen, om nadien de familie over te laten komen.
Voor de 1e klasse was het ticketje x 3, dat was dan 3000 Euro.
Dan kwamen we in de ruimtes waar de mensen ontsmet werden. Antwerpen had immers ook schrik dat er besmettelijke ziektes binnenkwamen. Op de grond zagen we lijnen afgebakend waar vroeger de kleedruimtes en de douches waren. De mensen moesten zich inwrijven met een mengeling van warme azijn en benzeen. Toen wist men nog niet dat benzeen kankerverwekkend was.
Vervolgens de medische controle. De filmpjes die we zagen, waren niet bestemd voor gevoelige zielen.
Er werd gecontroleerd of je sterk en gezond genoeg was. Je kreeg ook een administratieve controle en een hele vragenlijst af te werken, vragen zoals, ben je anarchist, heb je in de gevangenis gezeten, ben je prostituee ….?
Amerika was toen en nu nog een preutse maatschappij.
Vanaf 1921 werd er ook nog gevraagd, kunt u lezen en schrijven? Analfabeten waren dus ook niet meer welkom.
Het verschil tussen 3e en 1e klas reizigers was immens. 1e klas reizigers baadden in luxe. Ze konden gebruik maken van een zwembad, een fitness ruimte, een restaurant met orkestje, een balzaal. In de vitrines zagen we mooi eetporselein, menukaarten, aan boord gedrukt.
Die van de andere klassen hadden kleinere eetruimtes, gemeenschappelijke badruimtes, en je zag er wel es een blote poep.
Je had alles overleefd en kwam dan aan in het beloofde land Amerika. De meeste nationaliteiten gingen daar ook samen wonen in kleine gemeenschappen, zoals je nu nog in grotere steden Turkse wijken, Marokkaanse of Joodse wijken hebt.
En natuurlijk moest je daar de American dream waar maken.
Micheline maakte ons nog opmerkzaam op een piano van Irving Berlin, geschonken door zijn kleindochter.
Irving Berlin was een immigrant van Joods- Russische afkomst. Geboren als Israel Isidore Beilin in Rusland op 11 mei 1888, overleden in New-York op 22 september 1989.
Hij werd een zeer bekend Amerikaans componist en liedjesschrijver. Hij maakte o.a. musicals en filmmuziek.
Zo eindigde Micheline haar rondleiding over de getuigen van de mensen die hier zoal vertrokken zijn, hoe hun levensloop verder ging en wat er van hen is terecht gekomen.
Als afsluiter bekeken we nog het filmpje ‘Dance’ van Hans Op De Beeck dat hij in 2013 maakte voor het Red Star Line Museum. Een pittig detail, daarin figureert zelfs een lid van Liever Gelijk, nl. Gert Crispyn.
Het was nu hoog tijd geworden om de interne mens een beetje te versterken. Na zoveel verhalen, moest dat natuurlijk doorgespoeld worden. Dat vonden we ietsje verder voorbij het MAS op het gezellige terras van eetcafé Otomat. De Bollekes en andere drankjes liepen goed naar binnen.
Nadien waren we te gast in het Italiaans restaurant Da Giovanni. De bediening was leuk, de sfeer optimaal, zeker bij nog een drankje in afwachting van ons avondmaal samen.
Al moesten we een tijdje op ons eten wachten, de aanblik van passerende lokale schoonheden maakte veel goed.
Zo eindigde ons zonnig dagje Antwerpen en waren we weeral wat wijzer geworden.
Zondag 18 augustus 2019 – FIETSTOCHT – De Ooidonksfietsroute
Die zondag 18 augustus was het weer in spanning afwachten of onze fietstocht letterlijk in het water zou vallen of niet. De weersvoorspellingen leken echter gunstig te evolueren, want vanaf die zondagmiddag zouden de regenvlagen stoppen, alhoewel het die morgen er nog niet zo naar uitzag.
Met 20 onversaagde fietsers kwamen we tenslotte samen op de Grote Markt van Deinze. Een vriendelijke passant maakte een mooie groepsfoto van de roze renners. We hadden ook een nieuw gezicht erbij: Wim uit Wingene wou eens met onze groep kennismaken.
Dan vertrokken we richting Leie die we een paar honderd meter volgden om vervolgens via een grindweggetje de natuur in te duiken. Al vlug kwamen we aan een oude Leiearm waar we eigenhandig met een veerpontje dienden over te steken. We zaten in een mooi natuurgebied aan de “Vosselare Put” en langs de oude Leiearmen vervolgden we onze weg. Grindweggetjes maakten blijkbaar het overgrote deel uit in het begin van deze fietsroute. Een vriendelijke, lokale schoonheid, niet ver van het Oud Sashuis glimlachte nog naar ons… misschien uit medelijden?
We kwamen heel vlug aan het kasteel van Ooidonk, waarnaar deze route genaamd is. Het kasteel van Ooidonk is een indrukwekkende oude waterburcht, even ten zuiden van Sint-Maria-Leerne. In privébezit wordt het echter vaak gebruikt voor evenementen, zoals opera-opvoeringen in open lucht, vorige week nog een “elfjesfestival”. We fietsten onder de zogenaamde “blauwe poort” door en voorbij de monumentale ingang over hobbelige kasseibaantjes.
Dan staken we nog eens de Leie over en kwamen we in de meer residentiële wijken van Deurle en Sint-Martens-Latem. In deze buurt liggen verschillende musea van Latemse schilders (museum Gust De Smet, museum Leon De Smet, het museum Dhont-Dhaenens, het museum Gevaert-Minne). We lieten deze wijselijk links liggen, voorlopig toch.
We fietsten langs de Latemse Kluis, een opmerkelijk bouwwerk tussen het groen.
Op het bijhorend bordje kan men lezen: “De Latemse Kluis in de Kapitteldreef is een zeldzaam voorbeeld van recreatieve, religieuze architectuur die discreet onderdak moest bieden aan een groot aantal gasten. Het betreft hier het bekende, voormalige buitenverblijf van de paters Dominicanen uit Gent omstreeks 1930 gebouwd op de gronden van kunstschilder Edgar Gevaert (1891 – 1965).
In 2018 kon men in HLN lezen: “De Latemse Kluis in de Kapitteldreef is na jaren leegstand weer toegankelijk voor het publiek. Het voormalige buitenverblijf van de paters Dominicanen werd omgebouwd tot een expositieruimte en deze opent op zondag 5 augustus met nooit eerder vertoonde werken van de Latemse kunstschilder Gust De Smet.”
Dan verder naar De Pinte waar we onder het toeziend oog van een enorme uil onder de spoorweg doorfietsten. Nu was het toch tijd geworden om een pitstop te doen en in Brasserie ’t Klooster werden we heel warm ontvangen. De tafels en stoelen werden voor ons gezellig samen gezet en daar op het terras deden we ons te goed aan ons eerste drankje. Dat het een chique boîte was, zagen we wel aan de prijzen. De dranken in ’t Eilandje in Kortrijk zijn toch een heel stuk goedkoper.
Samen fietsen is leuk, maar samen onderweg iets drinken nog leuker. Zo tussen pot en pint komen weer de levenswijsheden boven in de trend van “je moet van elke dag genieten, morgen kan het te laat zijn” of ’t is hier wel niet goedkoop, maar je kunt het toch niet meenemen”. Inderdaad, zei Rik, ik heb nog nooit een Corbillard met een remorque gezien.
Dan weer op de fiets. Opnieuw over een grindweggetje, fietsten we langs een ander kasteel, nl. het kasteel ‘Scheldevelde’, idyllisch gelegen midden in een park.
Op internet vind je: “Dit kasteel werd in 1846 opgetrokken door de familie De Potter-Surmont in laat-neoclassicistische stijl. Het is ontworpen door de Gentse architect Louis Minard. De voorkant van het gebouw werd duidelijk gecreëerd om indruk te maken op de bezoeker. In 1858 schonk Zoë De Potter-Borluut het kasteel en bijhorende domein weg aan het Nazareths Bureau van Weldadigheid, om er onderdak te bieden aan minstens zes bejaarde mannen en zes bejaarde vrouwen van het gehucht De Pinte (o.l.v. De Zusters van Liefde). Toen De Pinte in 1868 een autonome gemeente werd, was dit tehuis het belangrijkste twistpunt in de scheiding. Nazareth wou ‘het hospice’ niet zomaar afstaan, maar het gerecht oordeelde in het voordeel van de nieuwe gemeente De Pinte. Nazareth bouwde daarom een eigen Burgerlijk Godshuis. Tot op vandaag zijn er de diensten van het O.C.M.W. en een rusthuis voor een zestigtal bewoners in gevestigd, aangepast aan de hedendaagse noden.”
Via Zevergem kwamen we aan een oude Scheldearm. In de jaren ’80 werd hier een “Vredespad” aangelegd, als protest tegen de toenmalige wapenwedloop. Al vlug fietsten we langs de “huidige” Schelde. Hier nog niet de brede stroom zoals Antwerpenaren die kennen, maar toch al indrukwekkend en volop ingebed in de natuur. De weg had de toepasselijke naam “Trekweg”.
Juist voor de “Grenadiersbrug” in Gavere draaiden we rechtsaf en kwamen we weldra in de kleine dorpskern van Eke.
Ook daar werd gewag gemaakt van Vredesfeesten. Eke werd in de WOI zwaar gebombardeerd. Van de oude kerk rest enkel nog maar de toren.
Bij de nieuwe kerk moesten we noodgedwongen even halt houden; we zaten immers met een verloren zoon.
Pieters ketting was kilometers daarvoor afgesprongen en zo was hij achterop gebleven. Moederziel alleen moest hij de Trekweg afsjokken. Maar gelukkig mochten we hem gezond en wel weer in onze armen sluiten.
Deinze kwam weer in zicht. Via het stadsbos van Deinze, oftewel Goed te Parijs, kwamen we weer in de meer bewoonde wereld.
Intussen was de hemel helemaal opengetrokken en konden we op een terrasje op de Grote Markt van Deinze eindelijk nog eens genieten van een fris drankje.
Daar in Taverne Palace werden we bediend door een vriendelijke Hollander. Maar toen werd het hoog tijd om op onze laatste afspraak te zijn, nl. in het Turkse restaurant, ’t Stoofpotje, een boogscheutje verder. Met nog een 15 man schoven we aan in het stijlvolle restaurantje.
De bediening mocht er zeker wezen en iedereen deed zich te goed aan Turkse specialiteiten.
Het was reeds avond toen we het restaurant verlieten. We namen afscheid van elkaar en moe maar voldaan en nog vol van de toffe herinneringen aan die leuke dag, toog iedereen huiswaarts.