Zaterdag 15 februari 2020 : Radiomuseum Ichtegem

  • Die afgesproken zaterdag 15 februari werden we verwacht in het Radiomuseum van Karel Verstringe in Eernegem.

    Karel verzamelt al vanaf zijn 15e radio’s. Het museum zelf opende op 5 september 2003 zijn deuren.

    In de aanloop naar het evenement zwol het aantal deelnemers steeds meer en meer aan. Op een gegeven ogenblik zaten we ver boven het verwachte aantal van 20 en moesten we zelfs mensen afzeggen.

    Maar toen de knoop doorgehakt werd om de groep in tweeën te splitsen, kon gelukkig iedereen mee die mee wou.

    Van de oorspronkelijk 32 ingeschreven deelnemers, bleven er op het einde van de rit nog 28 over. Een mooi aantal.

    We verzamelden op de Markt van Eernegem aan het Marktkaffee waar de tweede groep een glaasje gingen proeven, terwijl de eerste groep naar het museum vertrok.

    Eenmaal aangekomen werden we heel vriendelijk en enthousiast ontvangen door Karel en zijn vriend Bart. Zoals altijd is ons wereldje klein, want sommigen kenden Bart nog van zijn tijd in het G.O.C. in Kortrijk.

    Dit keer stond hij in voor de vestiaire en kon Karel zijn passie voor de radio aan de man brengen.

    Hier volgt zijn enthousiast betoog:

    Dit is niet zo maar een radiomuseum, maar wel gespecialiseerd in één bepaald merk, nl. SBR (Société Belge Radio Electrique) het grootste merk dat ooit in België heeft bestaan. Het werd opgericht in 1922 en voorzag België van de nodige communicatiemiddelen (zenders, ontvangers en omroepradio’s) doorheen de jaren. Er werd tot eind de jaren ’60 nog veelal geproduceerd door SBR zelf. Vanaf de jaren ’70 produceerden andere bedrijven waarbij de producten het SBR-label aangemeten kregen. Deze trend zette zich tot in de jaren ’80, ’90 en ook daarna verder door. Toen SBR overgenomen was door Philips, verkocht deze nog steeds verder onder het SBR-logo. Eind 2002 was het met SBR echter definitief gedaan.

    Wat was nu de bedoeling van dit bezoek? Karel zou ons allemaal terugnemen naar de tijd van toen, naar het prille begin van de radio. Hoe is radio ontstaan en geëvolueerd, alsook de Belgische radio-omroep. Hoe is de radiogeschiedenis geëvolueerd en wat is er radio-technisch gezien allemaal veranderd?

    Tegenwoordig staan we er niet meer bij stil. We draaien het knopje om en geluid weerklinkt uit de radio. Maar dat is niet altijd zo geweest.

    Radio is een communicatiemiddel. Vroeger was er de tamtam in Afrika en bij de indianen manipuleerden ze er rookpluimen. Hier gebruikte men ook zichtbare signalen zoals bij het luchtverkeer of bij de spoorwegen. Maar voor communicatie was men hier veelal aangewezen op telegrafie met de gebruikelijke morsecode.

    Op een gegeven moment was er in Italië een jonge kerel, nl. Marconi. Hij staat nu in de radiowereld gekend als de uitvinder van de radio. Maar ook Nicola Tesla was niet onverdienstelijk, want deze deed eveneens proefnemingen met draadloze communicatie, maar zijn labo brandde spijtig genoeg af. In Rusland had je dan ook nog Popov. Deze 3 mensen stonden aan de wieg van de radio. Radio was in het begin in feite een hoogspanningsbobijntje dat vonken kon opwekken, waarbij de ene kant van een vonkbrug verbonden was met aarde en de andere kant met een antenne. D.m.v. een drukknop (morsesleutel) kon je signalen de lucht insturen aan de hand van morse. Voilà, men had een zender. Maar zonder een ontvanger is men er eigenlijk niets mee. Marconi heeft dan ook nog een ontvanger ontwikkeld. De Italiaanse koning liep van Marconi’s concept niet warm, maar deze vond wel gehoor bij de Engelse koning. Deze was overenthousiast en Marconi mocht er de eerste radiofabriek oprichten om zijn zenders en ontvangers te produceren.

    Deze evolutie is echter pas na 1912 in een stroomversnelling gekomen door het gebeuren rond de Titanic.

    In de Titanic bevond zich een “marconist”. Maar wat is er nu het verschil tussen een marconist en een telegrafist? En Karel schudde een grapje uit zijn mouw: “Een telegrafist doet het op het land, een marconist op een schip.”

    Alle twee doen ze het zelfde! Als het schip dat zich het dichtste bij de Titanic bevond ook in het bezit was geweest van een communicatie-uitrusting, dan was de geschiedenis heel anders uitgedraaid en zouden er meer mensen gered geweest zijn.

    Toen heeft men besloten dat er meer werk van communicatiemiddelen moest gemaakt worden.

    De eerste radio’s die ontstonden waren eigenlijk kristalontvangers. Het kristal was het signaal detecterend element.

    Wat was er nodig voor een goede radio: een antenne, een aarding, met daartussen een spoel, een detector, condensator en een koptelefoon. De ontvangen elektriciteit uit de ether gaat via de antenne door de spoel naar de aarde. Over de spoel ontstaat er een spanning waarop zich de muziek bevindt. Het kristal zorgt ervoor dat enkel het muzieksignaal doorgaat naar de koptelefoon en dat de spanning wordt kortgesloten door de condensator. De radio haalde de elektriciteit uit de ether om te kunnen functioneren.

    Karel liet ons een kristalontvanger van het eerste uur zien (1914) en daarbij ook 2 exemplaren door SBR gemaakt van het jaar 1924 en 1925. Hij toonde ons het kristalsteentje dat duidelijk zichtbaar was op de ontvanger.

    Radio evolueert en in 1906 vond een Franse uitvinder “Lee De Forest” de radiolamp uit.

    Bij de oudste radio’s zijn de lampen er meestal bovenop zichtbaar. In het begin (omstreeks WOI) waren het de militairen die van deze uitvinding gebruik mochten maken. Pas na WOI kon men als burger een radio bezitten mits de nodige vergunning.

    Karel wees ons enkele vroege exemplaren aan van het jaar 1920, ’21 en eentje van SBR van het jaar 1922.

    Vroeger bestond de radio uit verschillende eenheden met de gebruikelijke koptelefoon. Er waren meerdere spoelen voor de ontvangst. Vroeger werd de “ontvangstband” in stukken gekapt. Je had spoelen voor elke stukje “band”, m.a.w. iedere spoel besloeg dus een bepaalde bandbreedte. Men moest dan ook van spoel wisselen om andere zenders te kunnen ontvangen. Dat was een hele poespas.

    De ontvanger met afstemknop was verbonden aan een antenne en een aarding. Daarbij was er de detector ook met afstemknop. Beide moest men op elkaar afstemmen, m.a.w. de actie- en reactieknop. De volgende was een hoogfrequent versterker en als laatste de laagfrequent versterker. Dit waren de vier elementaire eenheden, die heden ten dage nog steeds in een radio toepasselijk zijn. De aanwezige lampen hebben elektriciteit nodig om te gloeien en daarbij te werken. Het gloeien zorgt ervoor dat het gas opgewarmd en daarbij geleidend werd. De lamp fungeerde als een versterkend element, als voorloper van wat een transistor nu ook doet. Hoe meer lampen de radio bevatte, hoe duurder die ook was. Karel liet ons even raden hoeveel een radio vroeger kostte begin de jaren ’20. In vergelijking met tegenwoordig was dat toen evenveel als een auto. Dus enkel rijke burgers konden zich een radio permitteren.

    Vanaf de jaren ‘22 kwamen pas de eerste luidsprekers op de markt. Tot dan toe kon slechts één persoon met een koptelefoon de radio beluisteren. Met een luidspreker kon voortaan de hele huiskamer meeluisteren. Karel liet ons ook even horen hoe een uitzending van toen klonk. We hoorden een heel metaalachtige geluidsfragment van Radio-Belgique.

    Omstreeks 1924 begonnen de eerste elektriciteitsnetten op te komen en dat natuurlijk eerst in de grote steden.

    De eerste netspanning die opkwam was gelijkspanning. Daarna was er wisselspanning die nog steeds van toepassing is.

    Het nadeel van gelijkspanning was dat deze na een bepaalde afstand – met een aantal gebruikers ertussen – op het einde van de rit fel verzwakt was bij de eindgebruikers. Dus deze heeft niet lang bestaan.

    Het voordeel van de wisselspanning – erna in gebruik genomen – was dat men deze kon transformeren. Met een transformator op de “lijn” kon men de spanning zowel verhogen of verlagen.

    De mensen die in de beginne een radio kochten – want die werkten toen enkel op batterijen – bleven er zo lang mogelijk gebruik van maken want het was ooit een dure aankoop geweest. Hans vroeg hoe men die batterijen vroeger oplaadde toen er nog geen elektriciteit was? Met een dieselgroep die elektriciteit maakte werd de batterij of accu opgeladen. Meestal waren het garagisten die zo’n groep hadden staan. Garagisten waren dan ook dikwijls, naast elektriciens en muziek-grammofoonwinkels, diegenen die ook de nodige stappen hadden gezet om radio’s te verkopen. Aparte voedingseenheden werden geproduceerd om de batterijtoestellen op het elektriciteitsnet te doen werken.

    Omstreeks 1928 kon men kiezen uit een kleinere radio, veelal volgens het oude systeem (rechtuitontvanger) of een grote broer, volgens het nieuwe systeem (superheterodyne). Veelal nu nog gebruikt in de radio.

    Vanaf 1929 komen de eerste netstroomontvangers op de markt. Radio evolueerde en de fabrikant speelde er gretig op in. De voeding zat al bij het radiogedeelte in één en dezelfde kast, maar de luidspreker was nog steeds apart.

    In 1930 zit de luidspreker, het radiogedeelte en de voeding samen als een geheel in de kast. Voorheen sprak men niet van een radio, maar van een “poste de TSF” (Télephone sans fil= telefoon zonder draad).

    Alle radio’s speelden toen op lange- of middengolf. De korte golf was toen voor de radiozendamateurs. Met korte golf kon men echter veel verder uitzenden en wereldwijd ontvangen. Dat is men dan ook explosief gaan ontwikkelen. De missionarissen in het verre Belgisch-Kongo maakten daar dan ook dankbaar gebruik van. Deze korte golf radio’s gingen dan

    mee diep de brousse in onder zeer variabele weersomstandigheden. Ze waren in metaal gemaakt en niet in hout want allerhande beestjes zouden er vlug weg mee zijn.

    De eerste technische verbetering van de radio – begin jaren ’30 – was dat men kon gaan afstemmen met één knop i.p.v. met twee. Een volgende technische verbetering was een afstemindicator om het afstemmen te visualiseren. Dat ziet men aan een “oogje” (ook wel eens toveroog genoemd) op de radio. In het begin was deze oranje, pas later kwamen de groene. Karel wees er nog eentje aan in de vorm van een spleetje.

    Een volgende stap was dat men afstapte van de cijfertjes die zich bevonden op de afstemschaal van de radio. Een eerste keer werden daarvan in de plaats stationsnamen vermeld.

    De eerste netstroomontvangers waren afgeronde (kapelvorm) & hoge (verticale) modellen. Vanaf ’35 werd de liggende (horizontale) vorm doorgevoerd. Die trend werd in de jaren ’40, ‘50 en ’60 verdergezet.

    In de jaren ’30 was het in Duitsland op politiek gebied onrustig. Een zekere mijnheer Hitler kwam aan de macht. Deze zag dat de radio een goed middel was om bepaalde dingen te verkondigen, ideaal om propaganda te verspreiden. Daarom moesten alle Duitse bedrijven indertijd (AEG, Siemens …) radio’s gaan maken. Die radiootjes waren allemaal hetzelfde en werden “Deutsche Kleinempfangers” genoemd (vertaald: volksontvangers). Karel had daar een paar mooie modellen van staan naast een buste van Hitler als verwijzing.

    Bij het uitbreken van de oorlog is de Belgische regering gevlucht en is men gaan uitzenden vanuit Londen (“Radio-Belgique”). De Duitsers wisten dat natuurlijk ook en begonnen stoorzenders uit te zetten, de zogenaamde “jammers”. Iedereen moest ook zijn radio inleveren. Karel vertelde dat alle radio’s van voor WOII die in het museum verzameld staan, radio’s waren die de oorlog overleefd hadden. Ze werden destijds voor de Duitsers weggestoken achter een dubbele wand, op een hooizolder, in een kuip ingegraven in de grond, enz…

    De Duitsers hebben gelukkig het onderspit moeten delven en die blijde boodschap konden we in een originele opname horen.

    Door de sterke ontwikkeling tijdens de oorlog, je had immers niet enkel een wapenwedloop, maar ook een wedloop op technisch gebied, werden de radio’s compacter, met betere en kleinere onderdelen. Zo kwam stilaan het jaar ’50 in zicht. De eerste televisies kwamen op de markt. Zoals vele merken heeft ook SBR een eerste televisie gemaakt. Een luxe-versie waarbij radio en televisie gecombineerd zijn, is dan ook een pronkstuk in het museum.

    Ook de eerste FM-radio’s kwamen op de markt. De fabrikanten waren voor met de productie, maar de zenders waren nog niet aangepast om in FM uit te zenden. Daar werd echter snel werk van gemaakt. Vanaf ’54 verschenen de eerste radio’s die in stereo konden ontvangen en daarbij ook de eerste stereozenders. En zo komt 1958 in zicht en de wereldtentoonstelling. De mensen gingen toen echt visueel gaan kijken op dergelijke expo’s wat er allemaal nieuw was in de wereld en spoedig op de markt ging komen. Toen werd ook de transistorradio gelanceerd.

    De lampenradio is nog blijven bestaan tot in 1965.

    De jaren ’70, met de analoge klankdragers zoals de cassettebandjes, vervolgens de videobanden, om te evolueren naar de een digitale klankdrager zoals de CD. Het nieuwe concept bevat geen storingen meer van een naald die kraste over een plaat en vooral geen geruis meer. Dan de klank- en beelddragers DVD, nu de Blu-ray … vervolgens het digitaal signaal over de kabel met behulp van een decoder waarmee men elk genre van muziek kon kiezen. Zo was de eerste internetradio geboren.

    Een stapje later zijn we stilaan in het huidige tijdperk en hoorden we over DAB en de nu al betere versie DAB-plus. Het medium dat men ons stilaan wil opdringen ter verdringing van de FM. Karel vroeg zich af of wij nog gaan meemaken dat FM volledig uit de ether gaat. Vele AM-zenders gaan of zijn stilaan uit de ether omdat het veel goedkoper is om via de kabel te gaan i.p.v. met grote (dure) vermogens uit te zenden. Het grote voordeel van digitaal ontvangen met DAB+ is dat we via de radio veel zuiverder zullen kunnen ontvangen – dan via FM – met het kristalheldere geluid van een CD. We zullen dan naar de radio kunnen luisteren naar elke gewenste muziek en daarbij ook nog eens onafhankelijk van vast geprogrammeerde tijdstippen naar het nieuws, het weer en de sport.

    Dat was voor Karel het einde van zijn verhaal.

    Wij dankten hem heel hartelijk voor zijn enthousiaste betoog en gaven hem (zelfs 2x) een warm applaus.

    Dan togen we terug naar het Marktkaffee, zodat de tweede groep ons kon aflossen.

    Zo bleven we nog lang nagenieten met een drankje en een babbeltje.  De uren vlogen voorbij, zeker met de leuke bediening achter de toog.  Dat hadden we in het landelijke Eernegem niet verwacht 😉

    Een tijdje later kwam de tweede groep (of wat er nog van overschoot) ons nog vervoegen.

    We waren het er allemaal over eens, deze activiteit gaf ons allen een goed gevoel.  Wie had ooit gedacht dat een radiomuseum ons zo kon aanspreken, maar dat was zeker niet in het minste de verdienste van Karel, die met passie zijn liefde voor radio’s en diens geschiedenis op ons kon overbrengen.

    Wij danken u voor uw aandacht.