Zondag 18 augustus 2019 – FIETSTOCHT – De Ooidonksfietsroute

  • Die zondag 18 augustus was het weer in spanning afwachten of onze fietstocht letterlijk in het water zou vallen of niet.  De weersvoorspellingen leken echter gunstig te evolueren, want vanaf die zondagmiddag zouden de regenvlagen stoppen, alhoewel het die morgen er nog niet zo naar uitzag.

    Met 20 onversaagde fietsers kwamen we tenslotte samen op de Grote Markt van Deinze.  Een vriendelijke passant maakte een mooie groepsfoto van de roze renners. We hadden ook een nieuw gezicht erbij: Wim uit Wingene wou eens met onze groep kennismaken.

    Dan vertrokken we richting Leie die we een paar honderd meter volgden om vervolgens via een grindweggetje de natuur in te duiken.  Al vlug kwamen we aan een oude Leiearm waar we eigenhandig met een veerpontje dienden over te steken.  We zaten in een mooi natuurgebied aan de “Vosselare Put” en langs de oude Leiearmen vervolgden we onze weg. Grindweggetjes maakten blijkbaar het overgrote deel uit in het begin van deze fietsroute.  Een vriendelijke, lokale schoonheid, niet ver van het Oud Sashuis glimlachte nog naar ons… misschien uit medelijden?

    We kwamen heel vlug aan het kasteel van Ooidonk, waarnaar deze route genaamd is. Het kasteel van Ooidonk is een indrukwekkende oude waterburcht, even ten zuiden van Sint-Maria-Leerne. In privébezit wordt het echter vaak gebruikt voor evenementen, zoals opera-opvoeringen in open lucht, vorige week nog een “elfjesfestival”.  We fietsten onder de zogenaamde “blauwe poort” door en voorbij de monumentale ingang over hobbelige kasseibaantjes.

    Dan staken we nog eens de Leie over en kwamen we in de meer residentiële wijken van Deurle en Sint-Martens-Latem.  In deze buurt liggen verschillende musea van Latemse schilders (museum Gust De Smet, museum Leon De Smet, het museum Dhont-Dhaenens, het museum Gevaert-Minne). We lieten deze wijselijk links liggen, voorlopig toch.

    We fietsten langs de Latemse Kluis, een opmerkelijk bouwwerk tussen het groen.

    Op het bijhorend bordje kan men lezen: “De Latemse Kluis in de Kapitteldreef is een zeldzaam voorbeeld van recreatieve, religieuze architectuur die discreet onderdak moest bieden aan een groot aantal gasten.  Het betreft hier het bekende, voormalige buitenverblijf van de paters Dominicanen uit Gent omstreeks 1930 gebouwd op de gronden van kunstschilder Edgar Gevaert (1891 – 1965).

    In 2018 kon men in HLN lezen: “De Latemse Kluis in de Kapitteldreef is na jaren leegstand weer toegankelijk voor het publiek. Het voormalige buitenverblijf van de paters Dominicanen werd omgebouwd tot een expositieruimte en deze opent op zondag 5 augustus met nooit eerder vertoonde werken van de Latemse kunstschilder Gust De Smet.”

    Dan verder naar De Pinte waar we onder het toeziend oog van een enorme uil onder de spoorweg doorfietsten.  Nu was het toch tijd geworden om een pitstop te doen en in Brasserie ’t Klooster werden we heel warm ontvangen.  De tafels en stoelen werden voor ons gezellig samen gezet en daar op het terras deden we ons te goed aan ons eerste drankje.  Dat het een chique boîte was, zagen we wel aan de prijzen.  De dranken in ’t Eilandje in Kortrijk zijn toch een heel stuk goedkoper.

    Samen fietsen is leuk, maar samen onderweg iets drinken nog leuker.  Zo tussen pot en pint komen weer de levenswijsheden boven in de trend van “je moet van elke dag genieten, morgen kan het te laat zijn” of ’t is hier wel niet goedkoop, maar je kunt het toch niet meenemen”.  Inderdaad, zei Rik, ik heb nog nooit een Corbillard met een remorque gezien.

    Dan weer op de fiets.  Opnieuw over een grindweggetje, fietsten we langs een ander kasteel, nl. het kasteel ‘Scheldevelde’, idyllisch gelegen midden in een park.

    Op internet vind je: “Dit kasteel werd in 1846 opgetrokken door de familie De Potter-Surmont in laat-neoclassicistische stijl. Het is ontworpen door de Gentse architect Louis Minard. De voorkant van het gebouw werd duidelijk gecreëerd om indruk te maken op de bezoeker. In 1858 schonk Zoë De Potter-Borluut het kasteel en bijhorende domein weg aan het Nazareths Bureau van Weldadigheid, om er onderdak te bieden aan minstens zes bejaarde mannen en zes bejaarde vrouwen van het gehucht De Pinte (o.l.v. De Zusters van Liefde). Toen De Pinte in 1868 een autonome gemeente werd, was dit tehuis het belangrijkste twistpunt in de scheiding. Nazareth wou ‘het hospice’ niet zomaar afstaan, maar het gerecht oordeelde in het voordeel van de nieuwe gemeente De Pinte. Nazareth bouwde daarom een eigen Burgerlijk Godshuis. Tot op vandaag zijn er de diensten van het O.C.M.W. en een rusthuis voor een zestigtal bewoners in gevestigd, aangepast aan de hedendaagse noden.”

    Via Zevergem kwamen we aan een oude Scheldearm.  In de jaren ’80 werd hier een “Vredespad” aangelegd, als protest tegen de toenmalige wapenwedloop.  Al vlug fietsten we langs de “huidige” Schelde.  Hier nog niet de brede stroom zoals Antwerpenaren die kennen, maar toch al indrukwekkend en volop ingebed in de natuur.  De weg had de toepasselijke naam “Trekweg”.

    Juist voor de “Grenadiersbrug” in Gavere draaiden we rechtsaf en kwamen we weldra in de kleine dorpskern van Eke.

    Ook daar werd gewag gemaakt van Vredesfeesten.  Eke werd in de WOI zwaar gebombardeerd.  Van de oude kerk rest enkel nog maar de toren.

    Bij de nieuwe kerk moesten we noodgedwongen even halt houden; we zaten immers met een verloren zoon.

    Pieters ketting was kilometers daarvoor afgesprongen en zo was hij achterop gebleven.  Moederziel alleen moest hij de Trekweg afsjokken.  Maar gelukkig mochten we hem gezond en wel weer in onze armen sluiten.

    Deinze kwam weer in zicht.  Via het stadsbos van Deinze, oftewel Goed te Parijs, kwamen we weer in de meer bewoonde wereld.

    Intussen was de hemel helemaal opengetrokken en konden we op een terrasje op de Grote Markt van Deinze eindelijk nog eens genieten van een fris drankje.

    Daar in Taverne Palace werden we bediend door een vriendelijke Hollander.  Maar toen werd het hoog tijd om op onze laatste afspraak te zijn, nl. in het Turkse restaurant, ’t Stoofpotje, een boogscheutje verder.  Met nog een 15 man schoven we aan in het stijlvolle restaurantje.

    De bediening mocht er zeker wezen en iedereen deed zich te goed aan Turkse specialiteiten.

    Het was reeds avond toen we het restaurant verlieten. We namen afscheid van elkaar en moe maar voldaan en nog vol van de toffe herinneringen aan die leuke dag, toog iedereen huiswaarts.